Leviticus 20
Het derde boek van Mozes Leviticus

HSV

Straffen tegen verschillende misdaden

1De HEERE sprak tot Mozes:

2U moet vervolgens tegen de Israëlieten zeggen: Lev. 18:21Iedereen uit de Israëlieten en uit de vreemdelingen die in Israël verblijven, die iemand uit zijn nageslacht aan de Molech overgegeven heeft, moet zeker gedood worden: de bevolking van het land moet hem met stenen stenigen.

3En Ikzelf zal Mijn aangezicht tegen die man keren en hem uit het midden van zijn volk uitroeien. Hij heeft immers iemand uit zijn nageslacht aan de Molech overgegeven, waardoor Mijn heiligdom verontreinigd en Mijn heilige Naam ontheiligd is.

4Maar als de bevolking van het land daadwerkelijk haar ogen sluit ten aanzien van die man, wanneer hij iemand uit zijn nageslacht aan de Molech heeft overgegeven, en hem niet ter dood brengt,

5dan zal Ikzelf Mijn aangezicht tegen die man en tegen zijn familie keren en Ik zal hem en ieder die samen met hem hoererij bedrijft door als in hoererij achter de Molech aan te gaan, uit het midden van hun volk uitroeien.

6En de persoon die zich tot de Lev. 19:31dodenbezweerders of tot de waarzeggers wendt om als in hoererij achter hen aan te gaan – tegen die persoon zal Ik Mijn aangezicht keren en Ik zal hem uit het midden van zijn volk uitroeien.

7Lev. 11:44; 19:2; 1 Petr. 1:16Heilig uzelf en wees heilig, want Ik ben de HEERE, uw God.

8Houd Mijn verordeningen en doe ze. Ik ben de HEERE, Die u heiligt.

9Ex. 21:17; Spr. 20:20; Matt. 15:4Ja, iedereen die zijn vader of zijn moeder vervloekt, moet zeker gedood worden. Hij heeft zijn vader of zijn moeder vervloekt. Zijn bloed rust op hemzelf.

10Lev. 18:20; Deut. 22:22; Joh. 8:5Een man die met de vrouw van iemand anders overspel pleegt, die met de vrouw van zijn naaste overspel pleegt, moet zeker gedood worden, de overspeler en de overspeelster.

11Lev. 18:8Een man die met de vrouw van zijn vader slaapt, ontbloot de schaamte van zijn vader. Beiden moeten zeker ter dood gebracht worden. Hun bloed rust op henzelf.

12Lev. 18:15Wanneer een man met zijn schoondochter slaapt, moeten beiden zeker ter dood gebracht worden. Zij hebben een afschuwelijke schanddaad begaan. Hun bloed rust op henzelf.

13Lev. 18:22Wanneer een man met een andere man slaapt, zoals men met een vrouw slaapt, dan hebben zij beiden iets gruwelijks gedaan. Zij moeten zeker ter dood gebracht worden. Hun bloed rust op henzelf.

14Lev. 18:17Wanneer een man een vrouw én haar moeder neemt, is dat schandelijk gedrag. Men moet hem en die vrouwen met vuur verbranden, zodat er geen schandelijk gedrag in uw midden meer is.

15Lev. 18:23Een man die met een dier de geslachtsdaad verricht, moet zeker gedood worden. Ook het dier moet u doden.

16Wanneer een vrouw tot welk dier dan ook nadert om ermee te paren, dan moet u de vrouw en het dier doden. Zij moeten zeker ter dood gebracht worden. Hun bloed rust op henzelf.

17Lev. 18:9Wanneer een man zijn zuster neemt, of ze nu de dochter van zijn vader of de dochter van zijn moeder is, en hij haar schaamdelen en zij zijn schaamdelen gezien heeft, dan is dat een schande. Zij moeten daarom voor de ogen van hun volksgenoten uitgeroeid worden. Omdat hij de schaamdelen van zijn zuster ontbloot heeft, moet hij zijn ongerechtigheid dragen.

18Lev. 18:19Wanneer een man met een vrouw slaapt die ongesteld is, en hij haar schaamdelen ontbloot, de bron van haar bloeding, en zijzelf voor hem de bron van haar bloeding ontbloot, dan moeten zij beiden uit het midden van hun volk uitgeroeid worden.

19Lev. 18:12,13Verder mag u de schaamdelen van de zuster van uw moeder en van de zuster van uw vader niet ontbloten. Omdat hij de schaamdelen van zijn bloedverwant heeft ontbloot, moeten zij hun ongerechtigheid dragen.

20Lev. 18:14Een man die met zijn tante slaapt, ontbloot de schaamte van zijn oom. Zij moeten hun zonde dragen. Zij zullen kinderloos sterven.

21Lev. 18:16Wanneer een man de vrouw van zijn broer neemt, is dat onreinheid. Omdat hij de schaamte van zijn broer ontbloot heeft, zullen zij kinderloos zijn.

22Lev. 18:26U moet al Mijn verordeningen en al Mijn bepalingen in acht nemen en ze houden, zodat het land waar Ik u heen breng om er te wonen, u niet zal uitspuwen.

23Lev. 18:3,30U mag niet wandelen overeenkomstig de verordeningen van het volk dat Ik vóór u uit ga verdrijven. Omdat zij al die dingen hebben gedaan, heb Ik een afkeer van hen.

24Tegen u heb Ik gezegd: Ú zult hun land in bezit nemen en Ík zal het u geven om het in bezit te nemen, Ex. 3:8een land dat overvloeit van melk en honing. Ik ben de HEERE, uw God, Die u van de volken afgezonderd heeft.

25Lev. 11:2; Deut. 14:4U moet daarom onderscheid maken tussen de reine en de onreine dieren, en tussen de onreine en de reine vogels, opdat u zich niet tot een afschuw maakt met de dieren en met de vogels en met alles wat op de aardbodem kruipt, alles wat Ik voor u heb afgezonderd door het onrein te verklaren.

26U moet heilig voor Mij zijn, want Ik, de HEERE, ben heilig. Ik heb u van de volken afgezonderd om van Mij te zijn.

27Deut. 18:10; 1 Sam. 28:7 Wanneer een man of een vrouw in verbinding staat met de geest van een dode, of een waarzegger is, moeten zij zeker ter dood gebracht worden. Men moet hen met stenen stenigen. Hun bloed rust op henzelf.

20

Straffen tegen verschillende misdaden

1Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2Gij zult ook tot de kinderen Israëls zeggen: Lev. 18:21.Een ieder uit de kinderen Israëls, of uit de vreemdelingen, die in Israël als vreemdelingen verkeren, die van zijn zaad den Molech gegeven zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; het volk des lands zal hem met stenen stenigen.

3En Ik zal Mijn aangezicht tegen dien man zetten, en zal hem uit het midden zijns volks uitroeien; want hij heeft van zijn zaad den Molech gegeven, opdat hij Mijn heiligdom ontreinigen, en Mijn heiligen Naam ontheiligen zou.

4En indien het volk des lands hun ogen enigszins verbergen zal van dien man, als hij van zijn zaad den Molech zal gegeven hebben, dat het hem niet dode;

5Zo zal Ik Mijn aangezicht tegen dien man en tegen zijn huisgezin zetten, en Ik zal hem, en al degenen, die hem nahoereren, om den Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien.

6Wanneer er een ziel is, die zich tot de Lev. 19:31.waarzeggers en tot de duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten, en zal ze uit het midden haars volks uitroeien.

7Lev. 11:44. 19:2. 1 Petr. 1:16.Daarom heiligt u, en weest heilig; want Ik ben de HEERE, uw God!

8En onderhoudt Mijn inzettingen, en doet dezelve; Ik ben de HEERE, Die u heilige.

9Ex. 21:17. Spr. 20:20. Matt. 15:4.Als er iemand is, die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem!

10Lev. 18:20. Deut. 22:22. Joh. 8:5.Een man ook, die met iemands huisvrouw overspel zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster.

11Lev. 18:8.En een man, die bij zijns vaders huisvrouw zal gelegen hebben, heeft zijns vaders schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!

12Lev. 18:15.Insgelijks, als een man bij de vrouw zijns zoons zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging gedaan; hun bloed is op hen!

13Lev. 18:22.Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben, met vrouwelijke bijligging, zij hebben beiden een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!

14Lev. 18:17.En wanneer een man een vrouw en haar moeder zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; men zal hem, en diezelve met vuur verbranden, opdat geen schandelijke daad in het midden van u zij.

15Lev. 18:23.Daartoe als een man bij enig vee zal gelegen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden; ook zult gijlieden het beest doden.

16Alzo wanneer een vrouw tot enig beest genaderd zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die vrouw en dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!

17Lev. 18:9.En als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, en hij haar schaamte gezien, en zij zijn schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen van de kinderen huns volks uitgeroeid worden; hij heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid dragen.

18Lev. 18:19.En als een man bij een vrouw, die haar krankheid heeft, zal gelegen en haar schaamte ontdekt, haar fontein ontbloot, en zij zelve de fontein haars bloeds ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid worden.

19Lev. 18:12, 13.Daartoe zult gij de schaamte van de zuster uwer moeder, en van de zuster uws vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot heeft, zullen zij hun ongerechtigheid dragen.

20Lev. 18:14.Als ook een man bij zijn moei zal gelegen hebben, hij heeft de schaamte zijns ooms ontdekt; zij zullen hun zonde dragen; zonder kinderen zullen zij sterven.

21Lev. 18:16.En wanneer een man zijns broeders huisvrouw zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij heeft de schaamte zijns broeders ontdekt; zij zullen zonder kinderen zijn.

22Lev. 18:26.Onderhoudt dan al Mijn inzettingen en al Mijn rechten, en doet dezelve; opdat u dat land, waarheen Ik u brenge, om daarin te wonen, niet uitspuwe.

23Lev. 18:3, 30.En wandelt niet in de inzettingen des volks, hetwelk Ik voor uw aangezicht uitwerp; want al deze dingen hebben zij gedaan; daarom ben Ik op hen verdrietig geworden.

24En Ik heb u gezegd: Gij zult hun land erfelijk bezitten, en Ik zal u dat geven, opdat gij hetzelve erfelijk bezit, Ex. 3:8.een land vloeiende van melk en honig; Ik ben de HEERE, uw God, Die u van de volken afgezonderd heb!

25Lev. 11:2. Deut. 14:4.Daarom zult gij onderscheid maken tussen reine en onreine beesten, en tussen het onreine en reine gevogelte; en gij zult uw zielen niet verfoeilijk maken aan de beesten en aan het gevogelte, en aan al wat op den aardbodem kruipt, hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt.

26En gij zult Mij heilig zijn, want Ik, de HEERE, ben heilig; en Ik heb u van de volken afgezonderd, opdat gij Mijns zoudt zijn.

27Deut. 18:10. 1 Sam. 28:7.Als nu een man en vrouw in zich een waarzeggenden geest zal hebben, of een duivelskunstenaar zal zijn, zij zullen zekerlijk gedood worden; men zal hen met stenen stenigen; hun bloed is op hen.