Markus 16
Markus 16
Het heilig evangelie naar de beschrijving van Markus
HSV

De opstanding

1En Matt. 28:1; Luk. 24:1; Joh. 20:1toen de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht om Hem te gaan zalven.

2En heel vroeg op de eerste dag van de week kwamen zij bij het graf, toen de zon opging.

3En zij zeiden tegen elkaar: Wie zal voor ons de steen van de ingang van het graf wegrollen?

4En toen zij opkeken, zagen zij dat de steen weggerold was, want hij was heel groot.

5Matt. 28:2; Joh. 20:12En toen zij het graf ingegaan waren, zagen zij aan de rechterzijde een jongeman zitten, gekleed in een wit, lang gewaad, en zij waren ontdaan.

6Maar hij zei tegen hen: Matt. 28:5; Luk. 24:5Wees niet ontdaan. U zoekt Jezus de Nazarener, de Gekruisigde. Hij is opgewekt! Hij is hier niet; zie de plaats waar ze Hem gelegd hadden.Opgestaan vs. opgewekt: De SV heeft hier gekozen voor opgestaan. Dit is op zich geen onjuiste vertaling. Het Grieks heeft echter twee werkwoorden met deze betekenis, nl. anistèmi en egeiroo. Het eerste betekent letterlijk opstaan terwijl het andere eigenlijk opwekken betekent. Theologisch gezien is het verschil tussen opstaan en opwekken niet zonder betekenis. Om die reden heeft de HSV ervoor gekozen om op plaatsen waar het om de opstanding van Christus gaat, beide begrippen verschillend te vertalen.

7Maar ga heen, zeg tegen Zijn discipelen, en Petrus, dat Hij u Hand. 1:3; 13:31; 1 Kor. 15:5voorgaat naar Galilea; daar zult u Hem zien, Matt. 26:32; 28:10; Mark. 14:28zoals Hij u gezegd heeft.

8Matt. 28:8; Luk. 24:9; Joh. 20:18En zij gingen haastig naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want beving en ontsteltenis had hen aangegrepen; en zij zeiden tegen niemand iets, want zij waren bevreesd.

Drie verschijningen

9En toen Jezus opgestaan was, 's morgens vroeg op de eerste dag van de week, verscheen Hij Joh. 20:14,16eerst aan Maria Magdalena, Luk. 8:2uit wie Hij zeven demonen uitgedreven had.De verzen 9 t/m 20 komen niet in alle Griekse manuscripten voor.

De verzen 9 t/m 20 komen niet in alle Griekse manuscripten voor.

Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.

10Die ging heen en berichtte het aan hen die bij Hem geweest waren, die treurden en huilden.

11En toen die hoorden dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden zij het niet.

12Luk. 24:13En daarna is Hij in een andere gedaante geopenbaard aan twee van hen, terwijl zij wandelden en naar het veld gingen.

13Ook zij gingen het aan de anderen berichten; maar zij geloofden ook hen niet.

14Luk. 24:36; Joh. 20:19; 1 Kor. 15:5Later is Hij geopenbaard aan de elf, terwijl zij aanlagen, en Hij verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen niet geloofd hadden die Hem gezien hadden nadat Hij opgewekt was.Opgestaan vs. opgewekt: De SV heeft hier gekozen voor opgestaan. Dit is op zich geen onjuiste vertaling. Het Grieks heeft echter twee werkwoorden met deze betekenis, nl. anistèmi en egeiroo. Het eerste betekent letterlijk opstaan terwijl het andere eigenlijk opwekken betekent. Theologisch gezien is het verschil tussen opstaan en opwekken niet zonder betekenis. Om die reden heeft de HSV ervoor gekozen om op plaatsen waar het om de opstanding van Christus gaat, beide begrippen verschillend te vertalen.

15En Hij zei tegen hen: Matt. 28:19; Joh. 15:16Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen.

16Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, Joh. 3:18; 12:48maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden.

17En hen die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: Luk. 10:17; Hand. 5:16; 8:7; 16:18; 19:12in Mijn Naam zullen zij demonen uitdrijven; Hand. 2:4; 10:46; 19:6in vreemde talen zullen zij spreken;

18Luk. 10:19; Hand. 28:5slangen zullen zij oppakken; en als zij iets dodelijks zullen drinken, zal het hen beslist niet schaden; Hand. 28:8op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden.

19De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, Luk. 24:50,51; Hand. 1:9opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God,

20maar zij Hand. 1:2; 1 Tim. 3:16gingen overal heen om te prediken, en Hand. 14:3; Hebr. 2:4de Heere werkte mee en bevestigde het Woord door de tekenen die erop volgden. Amen.

16

De opstanding

1En Matt. 28:1. Luk. 24:1. Joh. 20:1.als de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdaléna, en Maria, de moeder van Jakobus, en Salóme specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden.

2En zeer vroeg op den eersten dag der week, kwamen zij tot het graf, als de zon opging;

3En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?

4(En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot.

5Matt. 28:2. Joh. 20:12.En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechterzijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd.

6Maar hij zeide tot haar: Matt. 28:5. Luk. 24:5.Zijt niet verbaasd; gij zoekt Jezus den Nazaréner, Die gekruist was; Hij is opgestaan; Hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden.

7Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen, en Petrus, dat Hij u Hand. 1:3. 13:31. 1 Kor. 15:5.voorgaat naar Galiléa; aldaar zult gij Hem zien, Matt. 26:32. 28:10. Mark. 14:28.gelijk Hij ulieden gezegd heeft.

8Matt. 28:8. Luk. 24:9. Joh. 20:18.En zij, haastelijk uitgegaan zijnde, vloden van het graf, en beving en ontzetting had haar bevangen; en zij zeiden niemand iets; want zij waren bevreesd.

Drie verschijningen

9En als Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op den eersten dag der week, verscheen Hij Joh. 20:14, 16.eerst aan Maria Magdaléna, Luk. 8:2.uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had.

10Deze, heengaande, boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden.

11En als dezen hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet.

12Luk. 24:13.En na dezen is Hij geopenbaard in een andere gedaante, aan twee van hen, daar zij wandelden, en in het veld gingen.

13Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet.

14Luk. 24:36. Joh. 20:19. 1 Kor. 15:5.Daarna is Hij geopenbaard aan de elven, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardigheid des harten, omdat zij niet geloofd hadden degenen, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was.

15En Hij zeide tot hen: Matt. 28:19. Joh. 15:16.Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen.

16Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; Joh. 3:18. 12:48.maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.

17En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: Luk. 10:17. Hand. 5:16. 8:7. 16:18. 19:12.in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; Hand. 2:4. 10:46. 19:6.met nieuwe tongen zullen zij spreken,

18Luk. 10:19. Hand. 28:5.Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; Hand. 28:8.op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden.

19De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, Luk. 24:50, 51. Hand. 1:9.is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods.

20En zij, Hand. 1:2. 1 Tim. 3:16.uitgegaan zijnde, predikten overal, en Hand. 14:3. Hebr. 2:4.de Heere wrocht mede, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen.