Toekomstige heerlijkheid van Jeruzalem
1Het zal echter Jes. 2:2 enz.in het laatste der dagen geschieden
dat de berg van het huis van de HEERE
vast zal staan als de hoogste van de bergen,4:1 als de hoogste van de bergen - Letterlijk: in het hoofd van de bergen.
en dat hij verheven zal worden boven de heuvels,
en dat de volken ernaartoe zullen stromen.
2Vele heidenvolken zullen op weg gaan
en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE,
naar het huis van de God van Jakob;
dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen,
en zullen wij Zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan
en het woord van de HEERE uit Jeruzalem.
3Hij zal oordelen tussen vele volken
en machtige heidenvolken vonnissen, tot ver weg.
Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen
en hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen.
Oorlog voeren zullen zij niet meer leren.
4Maar zij zullen zitten,
ieder onder zijn 1 Kon. 4:25wijnstok en onder zijn vijgenboom,
niemand zal ze schrik aanjagen,
want de mond van de HEERE van de legermachten heeft het gesproken.
5Want alle volken gaan op weg,
elk in de naam van zijn god,
maar wij zullen op weg gaan
in de Naam van de HEERE, onze God,
voor eeuwig en altijd.
6Op die dag, spreekt de HEERE,
zal Ik Deut. 30:3,4,5verzamelen wie mank gaat,
bijeenbrengen wie verdreven is
en wie Ik kwaad aangedaan heb.
7Ik zal Zef. 3:19wie mank gaat, stellen tot een overblijfsel
en wie verdreven was tot een machtig volk,
en de HEERE zal over hen Dan. 7:14; Luk. 1:33Koning zijn op de berg Sion,
van nu aan tot in eeuwigheid.
8En u, Schaapstoren,
Ofel van de dochter van Sion, naar u zal gaan,
ja, naar u zal komen de heerschappij van vroeger,
het koningschap van de dochter van Jeruzalem.
9Nu, waarom slaat u zo'n luid alarm?
Is er geen Jer. 8:19Koning onder u?
Is uw Raadsman omgekomen,
dat smart u aangegrepen heeft als van een barende vrouw?
10Krimp ineen en schreeuw het uit,
dochter van Sion, als een barende vrouw,
want nu moet u de stad uit
en in het open veld wonen.
U zult tot in Babel komen.
Daar zult u gered worden,
daar zal de HEERE u verlossen
uit de hand van uw vijanden.
11Nu verzamelen zich tegen u
vele heidenvolken.
Zij zeggen: Laat haar ontheiligd worden,
en laten onze ogen Sion aanschouwen.
12Zíj echter kennen de gedachten van de HEERE niet.
Zij begrijpen Zijn raadsbesluit niet:
dat Hij hen bijeengebracht heeft als graanschoven op de Jer. 51:33dorsvloer.
13Sta op en dors, dochter van Sion,
want Ik zal uw hoorn van ijzer maken
en Ik zal uw hoeven van brons maken,
en u zult vele volken verpletteren
en Ik zal hun winstbejag met de ban slaan: het is voor de HEERE,
hun vermogen is voor de Zach. 4:14; 6:5Heere van heel de aarde.
14Nu, groepeer u, dochter van de strijdbende!
Zij gaan een belegering tegen ons opzetten.
Zij zullen met een stok
de rechter van Israël op de kaak slaan.
4
Verlossing en terugkeer van Israël beloofd
1Maar Jes. 2:2 enz.in het laatste der dagen zal het geschieden, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen; en hij zal verheven zijn boven de heuvelen, en de volken zullen tot hem toevloeien.
2En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.
3En Hij zal onder grote volken richten, en machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren.
4Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn 1 Kon. 4:25.wijnstok, en onder zijn vijgeboom, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke; want de mond des HEEREN der heirscharen heeft het gesproken.
5Want alle volken zullen wandelen, elk in den naam zijns gods; maar wij zullen wandelen in den Naam des HEEREN, onzes Gods, eeuwiglijk en altoos.
6Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik haar, die hinkende was, Deut. 30:3, 4, 5.verzamelen, en haar, die verdreven was, vergaderen, en die Ik geplaagd had.
7En Ik zal Zef. 3:19.haar, die hinkende was, maken tot een overblijfsel, en haar die verre henen verstoten was, tot een machtig volk; en de HEERE zal Dan. 7:14. Luk. 1:33.Koning over hen zijn op den berg Sions, van nu aan tot in eeuwigheid.
8En gij Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions! tot u zal komen, ja, daar zal komen de vorige heerschappij, het koninkrijk der dochteren van Jeruzalem.
9Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? Is er geen Jer. 8:19.Koning onder u? Is uw Raadgever vergaan, dat u smart, als van een barende vrouw, heeft aangegrepen?
10Lijd smart en arbeid om voort te brengen, o dochter Sions! als een barende vrouw; want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan, en op het veld wonen, en tot in Babel komen, maar aldaar zult gij gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden.
11Nu zijn wel vele heidenen tegen u verzameld, die daar zeggen: Laat ze ontheiligd worden, en laat ons oog schouwen aan Sion.
12Maar zij weten de gedachten des HEEREN niet, en verstaan Zijn raadslag niet; dat Hij hen vergaderd heeft als garven tot den Jer. 51:33.dorsvloer.
13Maak u op en dors, o dochter Sions! Want Ik zal uw hoorn ijzer maken, en uw klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren; en Ik zal hunlieder gewin den HEERE verbannen, en hun vermogen den Zach. 4:14. 6:5.Heere der ganse aarde.
14Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal een belegering tegen ons stellen; zij zullen den rechter Israëls met de roede op het kinnebakken slaan.