De geboorte van de Messias en Zijn Koninkrijk
1En u, Matt. 2:6; Joh. 7:42Bethlehem-Efratha,
al bent u klein om te zijn onder de duizenden van Juda,
uit u zal Mij voortkomen
Die een Heerser zal zijn in Israël.
Zijn oorsprongen zijn van oudsher,
van eeuwige dagen af.
Eén van de critici merkt op dat door het gebruik van het woord “oorsprongen” in plaats van “uitgangen” door de HSV ontkend wordt dat Christus van eeuwigheid God zou zijn. Allereerst moet hierbij opgemerkt worden dat het woord “uitgangen” in het hedendaagse Nederlands niet meer hetzelfde betekent als vroeger. Er is geen enkele betekenis van “uitgang” in Van Dale die hier past. In WNT lezen we dat “uitgang” onder meer “oorsprong, afkomst, afstamming” betekent, maar in die betekenis verouderd is. Verder lezen we het volgende in de KT: “Of, hoewel zijn uitgangen, gelijk het woord uitgaan, of voortkomen, in het voorgaande gebruikt is van Christus voortkomst uit Bethlehem naar zijn mensheid, omdat Hij aldaar uit Maria zou geboren worden; alzo wordt hetzelfde Hebr. woord hier nu gebruikt van zijn eeuwige voortkomst of uitgang van de vader, tot betekenis van zijn eeuwige godheid en Goddelijke geboorte van de Vader, en dat in het veelvoudige getal, uitgangen, hetwelk niet vreemd in de Hebr. taal, inzonderheid tot betekenis van iets groots en iets bijzonders, [zie Obad. 1:21,enz.], als daar is de eeuwigheid van de Zoon met de Vader en zijn onbegrijpelijke geboorte van dezelve.” Hier wordt dus gesproken over de eeuwige generatie van de Zoon uit de Vader. De Zoon heeft volgens deze uitleg dus wel degelijk een oorsprong of herkomst. Het gebruik van “oorsprong” in de HSV is dus terecht.
2Daarom zal Hij hen overgeven
tot de tijd dat zij die baren zal, gebaard heeft.
Dan zal de rest van Zijn broeders zich bekeren,
met de Israëlieten.
3Hij zal staan en hen weiden in de kracht van de HEERE,
in de majesteit van de Naam van de HEERE, Zijn God.
Zij zullen veilig wonen, want nu zal Hij groot zijn
tot aan de einden van de aarde.
4Hij zal Vrede zijn.
Wanneer Assur in ons land zal komen
en wanneer hij onze paleizen zal betreden,
zullen wij tegen hem zeven herders doen opstaan
en acht vorsten uit de mensen.
5Zij zullen het land van Assur weiden met het zwaard,
het land van Nimrod met getrokken zwaarden.
Zo zal Hij ons redden van Assur,
wanneer die in ons land zal komen
en wanneer die ons gebied zal betreden.
6Het overblijfsel van Jakob zal zijn
te midden van vele volken
als dauw van de HEERE,
als regendruppels op het gewas,
dat niet uitziet naar iemand
en niet hoopt op mensenkinderen.
7Ja, het overblijfsel van Jakob zal onder de heidenvolken zijn,
te midden van veel volken,
als een leeuw onder de dieren van het woud,
als een jonge leeuw onder de schaapskudden,
die, wanneer hij erdoorheen trekt, vertrapt en verscheurt,
en er is niemand die redt.
8Uw hand zal verhoogd zijn boven uw tegenstanders
en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.
9Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE,
dat Ik uw Hos. 14:4paarden uit uw midden zal uitroeien
en dat Ik uw wagens zal doen vergaan.
10Ik zal de steden van uw land uitroeien
en Ik zal al uw vestingen afbreken.
11Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien
en u zult geen wolkenduiders meer hebben.
12Ik zal uw afgodsbeelden en uw gewijde stenen uit uw midden uitroeien,
zodat u zich niet meer zult neerbuigen voor het werk van uw handen.
13Ik zal uw gewijde palen uit uw midden wegrukken
en uw steden wegvagen.
14Ik zal in toorn en in grimmigheid wraak doen
aan de heidenvolken die niet willen luisteren.
5
Voorzegging der geboorte van den Messias
1En gij, Matt. 2:6. Joh. 7:42.Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
2Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls.
3En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde.
4En Deze zal Vrede zijn; wanneer Assur in ons land zal komen, en wanneer hij in onze paleizen zal treden, zo zullen wij tegen hem stellen zeven herders, en acht vorsten uit de mensen.
5Die zullen het land van Assur afweiden met het zwaard, en het land van Nimrod in deszelfs ingangen. Alzo zal Hij ons redden van Assur, wanneer dezelve in ons land zal komen, en wanneer hij in onze landpale zal treden.
6En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.
7Ja, het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en verscheurt hij, dat niemand redde.
8Uw hand zal verhoogd zijn boven uw wederpartijders, en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.
9En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik uw Hos. 14:4.paarden uit het midden van u zal uitroeien, en Ik zal uw wagenen verdoen.
10En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en Ik zal al uw vestingen afbreken.
11En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien, en gij zult geen guichelaars hebben.
12En Ik zal uw gesneden beelden en uw opgerichte beelden uit het midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen voor het werk uwer handen.
13Voorts zal Ik uw bossen uit het midden van u uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen.
14En Ik zal in toorn en in grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen.