Gebed voor Sion
1Een pelgrimslied.
HEERE, denk aan David,
aan al zijn lijden,
2hoe hij de HEERE gezworen heeft,
de Machtige Jakobs deze gelofte deed:
31 Kron. 15:1Nee, ik ga mijn tent, mijn huis, niet binnen,
ik leg mij op de rustbank, mijn bed, niet neer;
4ik gun mijn ogen geen slaap,
mijn oogleden geen sluimer,
5totdat ik voor de HEERE een plaats gevonden heb,
een woning voor de Machtige Jakobs!
6Zie, wij hebben van de ark gehoord in Efratha,
hem gevonden in de velden van Jaär.
7Laten wij Zijn woning binnengaan,
ons neerbuigen voor de voetbank van Zijn voeten.
8Sta op, HEERE, ga naar Uw rustplaats,
U en de ark van Uw macht.
9Laat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid,
laat Uw gunstelingen juichen.
10Wijs het gebed132:10 het gebed - Letterlijk: het gezicht. van Uw gezalfde niet af,
omwille van David, Uw dienaar.
11De HEERE heeft David in waarheid gezworen,
en Hij zal daar niet van 2 Sam. 7:12; 1 Kon. 8:25; 2 Kron. 6:16; Luk. 1:69afwijken:
2 Sam. 7:12; 1 Kon. 8:25; 2 Kron. 6:16; Luk. 1:69Eén van de vrucht van uw schoot
zal Ik op uw troon zetten.
12Als uw zonen Mijn verbond in acht zullen nemen
en Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal,
zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid
op uw troon zitten.
13Want de HEERE heeft Sion verkozen,
Hij heeft het begeerd tot Zijn woongebied.
14Vers 8; Ps. 68:17Dit is, zei Hij, Mijn rustplaats tot in eeuwigheid,
hier zal Ik wonen, want naar haar heb Ik verlangd.
15Haar voedsel zal Ik rijk zegenen,
haar armen met brood verzadigen.
162 Kron. 6:41Haar priesters zal Ik kleden met heil,
haar gunstelingen zullen uitbundig juichen.
17Luk. 1:69Daar zal Ik voor David een hoorn doen opkomen
en voor Mijn gezalfde een lamp gereedmaken.
18Ik zal zijn vijanden met schaamte kleden,
maar op hem zal zijn diadeem schitteren.In de SV vinden we hier het woord “kroon”. Er worden in de grondtekst echter verschillende grondwoorden gebruikt die in de SV overal met “kroon” zijn vertaald. In de HSV is geprobeerd de verschillende woorden van elkaar te onderscheiden, vandaar dat de lezer soms “kroon” tegenkomt en soms “diadeem”.
132
Gebed voor Sion
1Een lied Hammaälôth. O HEERE! gedenk aan David, aan al zijn lijden;
2Dat hij den HEERE gezworen heeft, den Machtige Jakobs gelofte gedaan heeft, zeggende:
31 Kron. 15:1.Zo ik in de tent mijns huizes inga, zo ik op de koets van mijn bed klimme!
4Zo ik mijn ogen slaap geve, mijn oogleden sluimering;
5Totdat ik voor den HEERE een plaats gevonden zal hebben, woningen voor den Machtige Jakobs!
6Ziet, wij hebben van haar gehoord in Efratha; wij hebben haar gevonden in de velden van Jaär.
7Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten.
8Sta op, HEERE! tot Uw rust, Gij en de ark Uwer sterkte!
9Dat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid, en dat Uw gunstgenoten juichen.
10Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil.
11De HEERE heeft David de waarheid gezworen, waarvan Hij niet wijken zal, 2 Sam. 7:12. 1 Kon. 8:25. 2 Kron. 6:16. Luk. 1:69.zeggende: Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten.
12Indien uw zonen Mijn verbond zullen houden, en Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal; zo zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid op uw troon zitten.
13Want de HEERE heeft Sion verkoren, Hij heeft het begeerd tot Zijn woonplaats, zeggende:
14Vers 8. Ps. 68:17.Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd.
15Ik zal haar kost rijkelijk zegenen, haar nooddruftigen zal Ik met brood verzadigen.
16En 2 Kron. 6:41.haar priesters zal Ik met heil bekleden, en haar gunstgenoten zullen zeer juichen.
17Luk. 1:69.Daar zal Ik David een hoorn doen uitspruiten; Ik heb voor Mijn gezalfde een lamp toegericht.
18Ik zal zijn vijanden met schaamte bekleden; maar op hem zal zijn kroon bloeien.