Kinderlijk vertrouwen
1Een pelgrimslied, van David.
HEERE, 2 Kron. 32:25; Spr. 16:5mijn hart is niet hoogmoedig,
Ps. 101:5; Spr. 6:17mijn ogen zijn niet trots,
ook wandel ik niet in dingen
die te groot en te wonderlijk voor mij zijn.
2Voorwaar, ik heb mijn ziel tot rust
en tot stilte gebracht,
als een kind dat de borst ontwend is, bij zijn moeder,
mijn ziel is in mij als een kind dat de borst ontwend is.
3Israël, hoop op de HEERE,
van nu aan tot in eeuwigheid.
131
Berusting
1Een lied Hammaälôth, van David. O HEERE! 2 Kron. 32:25. Spr. 16:5.mijn hart is niet verheven, en Ps. 101:5. Spr. 6:17.mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk.
2Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij.
3Israël hope op den HEERE van nu aan tot in der eeuwigheid.