Loflied op de grote daden van God
1Een lied, een psalm, voor de koorleider.
Juich voor God, heel de aarde!
2Zing psalmen voor Zijn heerlijke Naam,
geef Hem lof en eer.66:2 geef Hem lof en eer - Letterlijk: stel eer Zijn lof.
3Zeg tegen God: Hoe ontzagwekkend bent U in Uw werken!
Om de grootheid van Uw macht veinzen Uw vijanden dat zij zich aan U onderwerpen.Vreselijk vs. ontzagwekkend: In de SV vinden we hier het woord vreselijk. Op het eerste gezicht lijkt het dat het ontzagwekkend van de HSV een stuk zwakker is. Toch is dat niet terecht. Het woordje vreselijk had in de tijd van de Statenvertaling een heel andere betekenis dan nu. Het betekende letterlijk: iets om te vrezen, iets om ontzag voor te hebben. Tegenwoordig heeft het echter een uiterst negatieve betekenis die hier niet past.
4Laat heel de aarde zich voor U neerbuigen en voor U psalmen zingen,
laat zij voor Uw Naam psalmen zingen. Sela
5Kom en zie Gods daden;
ontzagwekkend is Zijn doen voor de mensenkinderen.Vreselijk vs. ontzagwekkend: In de SV vinden we hier het woord vreselijk. Op het eerste gezicht lijkt het dat het ontzagwekkend van de HSV een stuk zwakker is. Toch is dat niet terecht. Het woordje vreselijk had in de tijd van de Statenvertaling een heel andere betekenis dan nu. Het betekende letterlijk: iets om te vrezen, iets om ontzag voor te hebben. Tegenwoordig heeft het echter een uiterst negatieve betekenis die hier niet past.
6Ex. 14:21 enz.Hij heeft de zee veranderd in het droge;
zij zijn te voet door de Joz. 3:14 enz.rivier gegaan;
daar hebben wij ons in Hem verblijd.
7Hij heerst eeuwig met Zijn macht,
2 Kron. 16:9; Job 28:24; Ps. 33:13Zijn ogen houden de wacht over de heidenvolken.
Laten de opstandigen zich niet verheffen. Sela
8Loof, volken, onze God;
laat het geluid van Zijn roem horen,
9Die onze ziel weer het leven geeft,
en niet toelaat dat onze voet wankelt.
10Want U hebt ons beproefd, o God,
U hebt ons gelouterd, zoals men zilver loutert.
11U had ons in het net gebracht,
U had een knellende band om ons middel gelegd,
12U had de sterveling over ons hoofd doen rijden.
Wij waren in het vuur en in het water gekomen,
maar U hebt ons uitgeleid naar de overvloed.
13Ik zal met brandoffers Uw huis binnengaan;
ik zal aan U mijn geloften nakomen,
14die mijn lippen hebben geuit
en mijn mond heeft uitgesproken in mijn nood.
15Brandoffers van mestvee zal ik U brengen,
samen met de offergeur van rammen;
ik zal runderen met bokken als offer bereiden. Sela
16Kom, luister, allen die God vrezen,
en ik zal vertellen
wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.
17Ik riep tot Hem met mijn mond,
en Hij werd geroemd door mijn tong.
18Had ik in mijn hart onrecht op het oog gehad,
de Heere zou mij niet hebben gehoord.
19Voorwaar, God heeft naar mij geluisterd,
Hij heeft acht geslagen op mijn luide gebed.
20Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft afgewezen,
en Zijn goedertierenheid mij niet heeft onthouden.
66
Loflied aan God voor Zijn wonderbare werken
1Een lied, een psalm, voor den opperzangmeester. Juicht Gode, gij ganse aarde!
2Psalmzingt de eer Zijns Naams; geeft eer Zijn lof.
3Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij in Uw werken! Om de grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden geveinsdelijk aan U onderwerpen.
4De ganse aarde aanbidde U, en psalmzinge U; zij psalmzinge Uw Naam. Sela.
5Komt en ziet Gods daden; Hij is vreselijk van werking aan de mensenkinderen.
6Ex. 14:21 enz.Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de Joz. 3:14 enz.rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd.
7Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; 2 Kron. 16:9. Job 28:24. Ps. 33:13.Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela.
8Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns roems.
9Die onze zielen in het leven stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele.
10Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;
11Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
12Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.
13Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U mijn geloften betalen,
14Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.
15Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela.
16Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.
17Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder mijn tong.
18Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet gehoord hebben.
19Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft gemerkt op de stem mijns gebeds.
20Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft afgewend, noch Zijn goedertierenheid van mij.