Romeinen 6
Romeinen 6
De brief van de apostel Paulus aan de Romeinen
HSV

Gestorven aan de zonde

1Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt?

2Volstrekt niet! Hoe zullen wij, die met betrekking tot de zonde gestorven zijn, nog daarin leven?Aan heeft hier de betekenis van: met betrekking tot of  ten overstaan van.

3Of weet u niet Gal. 3:27dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn?

4Kol. 2:12Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is Rom. 8:11; Filipp. 3:10,11opgewekt tot6:4 tot - Aldus SV; of: door. de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij Efez. 4:23; Kol. 3:10; Hebr. 12:1; 1 Petr. 2:2in een nieuw leven zouden wandelen.

5Rom. 8:11; Kol. 3:1Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood,6:5 gelijkgemaakt … in Zijn dood - Letterlijk: in de gelijkmaking van Zijn dood. dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding.

6Dit weten wij toch, dat onze oude mens Gal. 2:20; 5:24; Filipp. 3:10; 1 Petr. 4:1,2met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.

71 Petr. 4:1Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.

82 Tim. 2:11Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven.

9Openb. 1:18Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft. De dood heerst niet meer over Hem.

101 Petr. 2:24Want wat Zijn sterven betreft, is Hij eens en voor altijd voor de zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God.

11Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere.

12Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen.

13En stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, Luk. 1:74; Rom. 12:1; Gal. 2:20; Hebr. 9:14; 1 Petr. 4:2maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God.

14Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.

Dienstbaar aan de gerechtigheid

15Wat dan? Zullen wij zondigen omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!

16Weet u niet Joh. 8:34; 2 Petr. 2:19dat aan wie u uzelf als slaaf ter beschikking stelt tot gehoorzaamheid, u slaaf bent van wie u gehoorzaamt: óf van de zonde, tot de dood, óf van de gehoorzaamheid, tot gerechtigheid?

17Maar God zij dank: u was wel slaaf van de zonde, maar nu bent u van harte gehoorzaam geworden aan het voorbeeld van de leer waaraan u overgegeven bent.

18Joh. 8:32; Gal. 5:1; 1 Petr. 2:16En, vrijgemaakt van de zonde, bent u dienstbaar gemaakt aan de gerechtigheid.

19Ik spreek op menselijke wijze vanwege de zwakheid van uw vlees. Want zoals u uw leden beschikbaar gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de ene wetteloosheid tot de andere wetteloosheid, stel zo nu uw leden beschikbaar ten dienste van de gerechtigheid, tot heiliging.

20Joh. 8:34Want toen u slaaf van de zonde was, was u vrij ten aanzien van de gerechtigheid.

21Wat voor vrucht dan had u toen van de dingen waarover u zich nu schaamt? Immers, het einde daarvan is de dood.

22Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en aan God dienstbaar gemaakt, hebt u uw vrucht, die tot heiliging leidt, met als einde eeuwig leven.

23Gen. 2:17; Rom. 5:12; 1 Kor. 15:21; Jak. 1:15Want het loon van de zonde is de dood, 1 Petr. 1:3maar de genadegave van God is eeuwig leven, door Jezus Christus, onze Heere.

6

Heiliging des levens

1Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde?

2Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?

3Of weet gij niet, Gal. 3:27.dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn?

4Kol. 2:12.Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden Rom. 8:11. Filipp. 3:10, 11.opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij Efez. 4:23. Kol. 3:10. Hebr. 12:1. 1 Petr. 2:2.in nieuwigheid des levens wandelen zouden.

5Rom. 8:11. Kol. 3:1.Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding;

6Dit wetende, dat onze oude mens Gal. 2:20. 5:24. Filipp. 3:10. 1 Petr. 4:1, 2.met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen.

71 Petr. 4:1.Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.

82 Tim. 2:11.Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven;

9Openb. 1:18.Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem.

101 Petr. 2:24.Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.

11Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.

12Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams.

13En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; Luk. 1:74. Rom. 12:1. Gal. 2:20. Hebr. 9:14. 1 Petr. 4:2.maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.

14Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.

15Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre.

16Weet gij niet, Joh. 8:34. 2 Petr. 2:19.dat wien gij uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen, dien gij gehoorzaamt, óf der zonde tot den dood, óf der gehoorzaamheid tot gerechtigheid?

17Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde waart, maar dat gij nu van harte gehoorzaam geworden zijt aan het voorbeeld der leer, tot hetwelk gij overgegeven zijt;

18Joh. 8:32. Gal. 5:1. 1 Petr. 2:16.En vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gemaakt dienstknechten der gerechtigheid.

19Ik spreek op menselijke wijze, om der zwakheid uws vleses wil; want gelijk gij uw leden gesteld hebt, om dienstbaar te zijn der onreinigheid en der ongerechtigheid, tot ongerechtigheid, alzo stelt nu uw leden, om dienstbaar te zijn der gerechtigheid, tot heiligmaking.

20Joh. 8:34.Want toen gij dienstknechten waart der zonde, zo waart gij vrij van de gerechtigheid.

21Wat vrucht dan hadt gij toen van die dingen, waarover gij u nu schaamt? Want het einde derzelve is de dood.

22Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven.

23Gen. 2:17. Rom. 5:12. 1 Kor. 15:21. Jak. 1:15.Want de bezoldiging der zonde is de dood, 1 Petr. 1:3.maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere.