Spreuken 15
Het boek Spreuken

HSV

Vruchten van wijsheid en van ongerechtigheid

1Een Spr. 25:15zacht antwoord keert woede af,

maar een krenkend woord wekt toorn op.

2De tong van wijzen maakt kennis goed,

Spr. 12:23; 13:16; 15:28maar de mond van dwazen vloeit over van dwaasheid.

3Job 34:21; Spr. 5:21; Jer. 16:17; 32:19De ogen van de HEERE zijn op elke plaats:

ze slaan slechte en goede mensen gade.

4Spr. 12:18; 13:14Het medicijn van de tong is een boom des levens,

maar verkeerdheid erin is een breuk in de geest.

5Een dwaas verwerpt de vermaning van zijn vader,

maar wie de bestraffing in acht neemt, is schrander.

6In het huis van een rechtvaardige is grote rijkdom,

maar in het inkomen van een goddeloze is verval.

7De lippen van wijzen strooien kennis uit,

maar zo niet het hart van dwazen.

8Spr. 21:27; Jes. 1:11; Jer. 6:20; Amos 5:21Het offer van goddelozen is voor de HEERE een gruwel,

maar het gebed van oprechten is Hem welgevallig.

9De weg van een goddeloze is voor de HEERE een gruwel,

maar wie gerechtigheid najaagt, heeft Hij lief.

10Vermaning is onaangenaam voor wie het pad verlaat,

en wie bestraffing haat, zal sterven.

11Job 26:6Graf en verderf liggen open voor de HEERE

hoeveel te meer 2 Kron. 6:30; Ps. 7:10; 44:22; Jer. 17:9,10; Joh. 2:24,25; 21:17; Hand. 1:24de harten van de mensenkinderen.

12Een spotter houdt niet van wie hem terechtwijst,

naar wijzen gaat hij niet.

13Spr. 17:22; 18:14Een vrolijk hart maakt een gezicht blij,

maar door hartenleed wordt een geest neerslachtig.

14Een verstandig hart zoekt kennis,

maar de mond van dwazen voedt zich met dwaasheid.

15Alle dagen van een ellendige zijn slecht,

maar een blijmoedig hart15:15 een blijmoedig hart - Letterlijk: goed van hart. is als een voortdurende maaltijd.

16Ps. 37:16; Spr. 16:8Beter is weinig met de vreze des HEEREN,

dan een grote schat met verwarring erbij.

17Spr. 17:1Beter is een schotel groente waar liefde is,

dan een gemeste os met haat erbij.

18Spr. 28:25; 29:22Een driftig man veroorzaakt ruzie,

maar een geduldige stilt onenigheid.Het begrip “lankmoedig” is zo verouderd dat niemand meer goed weet wat het betekent. Het gevolg is dat mensen betekenissen aan het woord gaan toekennen die het feitelijk niet bezit. Het Hebreeuwse grondwoord zou heel letterlijk vertaald kunnen worden met “lang van neusgaten”. In het Hebreeuwse taaleigen is er echter een verband tussen de neus en boosheid. Een iets vrijere vertaling is dan ook “traag tot toorn”. Het wordt zowel voor mensen (Spr 14:29) als voor God (Ex 34:6) gebruikt. Het is dus niet vol te houden dat het hier alleen om een goddelijke eigenschap zou gaan. Eén van de critici is van mening dat het woord “lankmoedig” in de Middeleeuwen nog niet bestond, en speciaal bedacht is ten dienste van de prediking van het Woord. Dat is echter onjuist. Het Nederlandse “lankmoedig” is weliswaar ontleend aan het Latijnse “longanimis”, dat vooral in Christelijk-Latijnse literatuur voorkomt (mogelijk een letterlijke vertaling van het Griekse “makrothumia”), maar alle handboeken geven aan dat dit woord in de Middeleeuwen reeds volop voorkwam, in de vorm van “lancmoedich” en “lancmoedicheit”. Dit woord is echter sterk verouderd en komt buiten de Bijbel steeds minder voor. Bovendien is er een uitstekend alternatief: “geduldig”. Dat “lankmoedig” een diepere lading zou hebben dan “geduldig”, spreken wij tegen.

19De weg van een luiaard is als een doornhaag,

maar het pad van oprechten is welgebaand.

20Spr. 10:1Een wijze zoon verblijdt zijn vader,

maar een dwaas mens veracht zijn moeder.

21Spr. 10:23; 14:9Dwaasheid is blijdschap voor een mens zonder verstand,15:21 zonder verstand - Letterlijk: zonder hart.

maar iemand met inzicht houdt de rechte weg.15:21 houdt de rechte weg - Letterlijk: maakt recht om te gaan.

22Spr. 11:14Plannen falen, als er geen overleg is,

maar door een veelheid van raadgevers komt het nodige tot stand.

23Een man heeft blijdschap in het antwoord van zijn mond,

en hoe goed is een woord op zijn tijd!

24Het pad ten leven voert voor een verstandige omhoog,

om de hel beneden te ontwijken.

25Spr. 2:21,22; 12:7; 14:11Het huis van hoogmoedigen vaagt de HEERE weg,

maar de grenssteen van een weduwe zet Hij vast.

26Spr. 6:18De plannen van een kwaaddoener zijn voor de HEERE een gruwel,

maar lieflijke woorden zijn rein.

27Spr. 1:19Wie op winstbejag uit is, stort zijn huis in het ongeluk,

maar wie omkoopgeschenken haat, zal leven.

28Het hart van een rechtvaardige overdenkt wat het antwoorden zal,

maar de mond van goddelozen vloeit over van kwaad.

29De HEERE is ver van goddelozen,

Ps. 10:17; 34:19; 145:18,19maar het gebed van rechtvaardigen verhoort Hij.

30Het licht in de ogen verblijdt het hart,

Spr. 25:25een goed gerucht verkwikt de beenderen.15:30 verkwikt de beenderen - Letterlijk: maakt de beenderen vet.

31Een oor dat naar de bestraffing ten leven luistert,

zal te midden van wijzen overnachten.

32Wie vermaning verwerpt, veracht zijn leven,

maar wie naar bestraffing luistert, verwerft verstand.15:32 verstand - Letterlijk: een hart.

33Spr. 1:7; 9:10De vreze des HEEREN is vermaning tot wijsheid,

en Spr. 18:12nederigheid gaat vooraf aan eer.

15

De vrucht der wijsheid en der ongerechtigheid

1Een Spr. 25:15.zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen.

2De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; Spr. 12:23. 13:16. 15:28.maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit.

3Job 34:21. Spr. 5:21. Jer. 16:17. 32:19.De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden.

4Spr. 12:18. 13:14.De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest.

5Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden; maar die de bestraffing waarneemt, zal kloekzinniglijk handelen.

6In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte.

7De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo.

8Spr. 21:27. Jes. 1:11. Jer. 6:20. Amos 5:21.Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.

9De weg des goddelozen is den HEERE een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben.

10De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.

11Job 26:6.De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer 2 Kron. 6:30. Ps. 7:10. 44:22. Jer. 17:9, 10. Joh. 2:24, 25. 21:17. Hand. 1:24.de harten van des mensen kinderen?

12De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen.

13Spr. 17:22. 18:14.Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.

14Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.

15Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd.

16Ps. 37:16. Spr. 16:8.Beter is weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat, en onrust daarbij.

17Spr. 17:1.Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste os, en haat daarbij.

18Spr. 28:25. 29:22.Een grimmig man zal gekijf verwekken; maar de lankmoedige zal den twist stillen.

19De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is welgebaand.

20Spr. 10:1.Een wijs zoon zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder.

21Spr. 10:23. 14:9.De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen.

22Spr. 11:14.De gedachten worden vernietigd, als er geen raad is; maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan.

23Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd!

24De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden.

25Spr. 2:21, 22. 12:7. 14:11.Het huis der hovaardigen zal de HEERE afrukken; maar de landpale der weduwe zal Hij vastzetten.

26Spr. 6:18.Des bozen gedachten zijn den HEERE een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen.

27Spr. 1:19.Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven.

28Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten.

29De HEERE is ver van de goddelozen; Ps. 10:17. 34:19. 145:18, 19.maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren.

30Het licht der ogen verblijdt het hart; Spr. 25:25.een goed gerucht maakt het gebeente vet.

31Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten.

32Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand.

33Spr. 1:7. 9:10.De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en Spr. 18:12.de nederigheid gaat voor de eer.