4 juni 2020

... dat u mij dan naar Juda stuurt, naar de stad met de graven van mijn vaderen, zodat ik die weer op kan bouwen.
Nehemia 2:5
Een schietgebed
Nehemia was schenker aan het hof, een van de hoogste functies in die dagen. Daardoor was hij vaak in de nabijheid van de koning. Het verzoek om de opbouw van Jeruzalem dat Nehemia aan de koning wilde doen, was geen ongevaarlijk verzoek. Immers deze zelfde koning Arthasasta had ten tijde van Ezra de opbouw verboden. Vandaar dat Nehemia in zijn gebed ook aan God gevraagd heeft om een gewillig oor bij de koning. De koning is een scherp opmerker. Hij stelt vast dat er wat met Nehemia aan de hand is en hij duidt dit aan met hartenpijn. Nu komt het er voor Nehemia op aan. Eerlijk zegt hij waarom hij zo intens verdrietig is. De stad van zijn voorouders is verwoest en de poorten zijn met vuur verbrand. En de koning antwoordt Nehemia welwillend: ‘Wat wil je dat ik voor je doe?’ En dan staat er: ‘Toen bad ik tot de God van de hemel en zei tegen de koning ...’ En dan doet hij het verzoek om in Jeruzalem aan de opbouw van de stad te mogen werken. Opnieuw blijkt Nehemia een man van gebed. Hij is een man die biddend zijn weg gaat.
Kenmerk van het ware geloof is een biddend leven.
bron: https://www.royaljongbloed.com/nl/product/volharding-2020/