3 juni 2020

Denk toch aan het woord dat U Uw dienaar Mozes geboden hebt ...
Nehemia 1:8
Een indrukwekkend gebed
Nehemia beseft dat diepe verootmoediging op zijn plaats is. Hij beseft ook dat er geen enkele reden in het volk van Juda en in hem is, waarom God in deze nood naar hem zou horen. Daarom zoekt hij in God Zelf en in wat Hij in Zijn Woord geopenbaard heeft naar aanknopingspunten voor zijn gebed. Wat moet het voor hem een wonder geweest zijn, dat hij woorden vond in Leviticus 26 en Deuteronomium 4 waarover hij nu met God mag spreken. Hij roept God aan in Zijn grootheid, maar ook als een God Die het verbond bewaart van degenen die Hem liefhebben. In diepe ootmoed belijdt hij dat het verbondsvolk juist niet trouw geweest is aan God en hij voegt daaraantoe dat hij en zijns vaders huis dat ook niet zijn geweest. En vanuit die diepte werpt hij zich op het woord dat God eenmaal tot Mozes gesproken heeft: ‘Als u ontrouw bent, zal Ik u onder de volken verspreiden, maar als u zich tot Mij bekeert, zal Ik u bijeenbrengen waar dan ook vandaan. HEERE, doe toch zoals U gesproken hebt bij Uw volk dat u eenmaal eerder, namelijk uit Egypte, verlost hebt door Uw sterke hand.’
Het ware gebed werpt zich op Gods beloften.
bron: https://www.royaljongbloed.com/nl/product/volharding-2020/