De onkreukbaarheid van Nehemia We maken een sprong in de tijd. Nehemia kijkt terug op de twaalfjarige periode waarin hij landvoogd is van Juda. Hij geeft aan dat hij van het recht op inkomen als landvoogd nooit gebruik heeft gemaakt. En hij vertelt daarbij dat vorige landvoogden dat wel hebben gedaan en daarbij nog extra goederen van het volk hebben afgenomen. Maar Nehemia durfde en wilde zo niet handelen. Hij heeft het als zijn taak gezien om samen met zijn knechten hard mee te werken aan de muur en niet om landerijen te verwerven. Intussen heeft hij allerlei Joodse en buitenlandse gasten uit de regio te eten gegeven van zijn eigen geld. Waarom handelde Nehemia zo? Twee beweegredenen noemt hij daarbij. In vers 15 zegt hij dat hij God vreesde en in vers 18 geeft hij aan dat het volk het al zo zwaar had. We kijken hier in het hart van iemand van wie het leven gestempeld wordt door de liefde tot God en de liefde tot zijn volk. Hij sluit deze terugblik af met een eerbiedig gebed, waarin hij vraagt of God ook hem wil zegenen, zoals hij tot zegen voor het volk is geweest. Wie in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien.