Er was nu een dag … Toen deden Sabeeërs een inval … Het vuur van God viel neer uit de hemel … De Chaldeeën stelden drie groepen op … En zie, een hevige stormwind kwam van over de woestijn ... Job 1:13a, 15a, 16b, 17b, 19a
Het kwaad komt over Job De satan gebruikt mensen om Job kwaad te doen. Ze doden zijn slaven en roven zijn kudden. Sabeeërs en Chaldeeën uit Ur, de geboortestreek van Abraham, worden als daders genoemd. Nu Gods bescherming nagenoeg wegvalt, hebben deze rovers niet langer ontzag voor de macht van Job. Zij zijn gewillige handlangers van de satan. Nog angstaanjagender zijn de grote natuurrampen die de satan veroorzaakt. Enorme blikseminslagen vernietigen kudden en herders samen. En dan die zware storm die al de kinderen van Job met veel van zijn slaven het leven kost. Job wist niet dat de satan hier achter zat. Deze gevallen engel doet het omgekeerde van wat zijn oorspronkelijke roeping was: Gods kinderen bewaren op al hun wegen. De satan gebruikt Gods kracht in de natuur om kwaad te doen. En toch belijdt Job in vers 21: 'De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam van de HEERE zij geloofd!' Jezus leert ons te bidden: 'En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.' (Het Onze Vader)