22 november 2021

En de HEERE antwoordde Job en zei: Zal hij die een rechtszaak voert met de Almachtige, Hem onderwijzen? … Toen antwoordde Job de HEERE en zei: Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
Job 39:34, 35a, 36, 37
Job in gesprek met zijn God
Terwijl de orkaan voortraast, stelt God Job de ene vraag na de andere. In hoofdstuk 38 over de hemellichamen en in hoofdstuk 39 over de dieren op de aarde. Ten slotte richt de Heere Zich heel direct tot Job en zegt: 'Je mag mij nu aanklagen en voor het gerecht dagen. Je hebt Mij aangeklaagd tegenover de mensen om je heen. Hier ben Ik, klaag Mij nu maar aan. Maar beantwoord, voordat je dat doet, eerst de vragen die Ik, de Schepper van hemel en aarde, jou gesteld heb. Zeg Mij wie het is die dit alles geschapen heeft, onderhoudt en bestuurt. Ik geef je nu de gelegenheid.' En Job, wat doet hij? Hij zegt: 'Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.' Job begint te beseffen wat zijn positie is tegenover de Almachtige God.
Al geeft de Heere antwoord uit het onweer, ook dán is in Zijn spreken Zijn liefde, evengoed als in Zijn zwijgen. (Dr. H. Schroten)
bron: https://www.royaljongbloed.com/nl/product/volharding-2021/