Voer minimaal 2 tekens in.
Ik riep uit mijn benauwdheid tot de HEERE en Hij antwoordde mij. Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem.
Jona 2:2
Toen bad Jona
Hopelijk bid jij eerder. Jona bidt pas als hij in het binnenste van de vis is. Hij keert terug tot de HEERE, zijn God. Toen hij wegzonk dacht hij dat hij sterven zou. Toen de vis hem opslokte dacht hij niet dat dit zijn redding betekende. Jona roept vanuit zijn benauwdheid, uit de schoot van het graf, uit de diepte waarin de HEERE hem wierp door middel van mensen. Hij zonk weg in de zee, hij voelde zich door de HEERE verstoten, ten dode opgeschreven, in het eeuwige verderf gestort. In die nood gaat hij bidden. Wilde hij eerst weg van de HEERE, nu verlangt hij weer naar Zijn tempel, de plaats van de verzoening. De HEERE is zo genadig en trouw dat Hij Jona’s leven omhoogtrekt, hem de hoop geeft dat hij ‘toch’ de heilige tempel weer zal aanschouwen. Dan zeg je als zondaar verwonderd: ‘heere, mijn God!’
‘Wie Hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst oneindig groot.’ (Psalm 86:3, berijmd)