Trek mij mee, wij zullen achter U aan snellen. De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkamers. Laten wij ons verheugen en ons in U verblijden, laten wij Uw uitnemende liefde in herinnering roepen meer dan de wijn. Met recht hebben zij U lief. Hooglied 1:4
Verlangen Ineens lijkt het te beginnen. Zonder introductie klinkt de uitroep: ‘Laat Hij mij kussen.’ Wie is Hij naar Wie zij verlangt? ‘Trek mij mee’ … door wie wil zij getrokken worden? Een vrouw verlangt naar haar man. In dit lied bij uitstek worden menselijke relaties bezongen, maar dan op zo’n manier dat de gelovigen van alle eeuwen hebben gezien dat het niet alleen over een man en een vrouw gaat, maar veelmeer nog over de HEERE en Zijn volk, over Christus en de gemeente. Dan wordt dit verlangen een verlangen naar Christus. Dan wordt het een gebed: ‘Trek mij tot U, Heere Jezus!’ Er is zoveel wat ons bij Christus vandaan kan houden, zoveel wat ons bij Hem vandaan kan trekken. En wanneer het niet lukt om daar uit eigen kracht van los te komen, dan verlang je ernaar om losgetrokken te worden. Om het van Jezus te verliezen, zodat Hij het in je leven wint. De liefde voor Christus en de liefde voor de wereld zijn tegenstrijdig: zij hebben niets gemeen en kunnen niet bij elkaar zijn. De liefde voor Christus is de wagen van Elias die ten hemel stijgt; die liefde voor de wereld is een voorspan van de duivel dat je naar de hel trekt. (Thomas à Kempis)