Recht en gerechtigheid De zelfverzekerde Israëlieten beroepen zich op hun cultische ijver. Ze weten zich trouw in hun dienst aan de HEERE. Alzo spreekt de HEERE: ‘Ik haat het, Ik kan het luchten noch zien. Ik schep er geen behagen in.’ Waarom deze radicale streep door Israëls eredienst? Omdat eredienst, op zichzelf goed, nooit in de plaats kan treden van gehoorzaamheid aan de HEERE, van liefde en kennis van God, van recht en gerechtigheid. Je zult het maar horen: jullie erediensten, bid- en dankdagen, reformatieherdenkingen, jullie psalmgezang (welke berijming dan ook, ritmisch of niet), jullie geestelijke liederen (uit welke bundel dan ook), Ik haat het, omdat een leven naar Mijn wil en een wandel op Mijn weg ontbreken. Je zult het maar horen. Israël wordt een straf in het vooruitzicht gesteld: ballingschap. Eén en al ellende … Het is maar dat we het weten. ‘Wie dank offert, zal Mij eren; wie de rechte weg gaat, zal Ik Gods heil doen zien.’ (Ps. 50:23)