Een nieuwe naam Nog een naamgeving volgt in dit hoofdstuk. God geeft aan Abram een nieuwe naam: Abraham. Eerst ‘grote vader’, nu ‘vader van velen’. Het klinkt als een subtiel verschil, maar dat is het niet. In die verandering van naam ligt de bevestiging van Gods belofte. Met de woorden ‘Ik zal u uitermate vruchtbaar maken’ wordt terugverwezen naar het paradijs (Gen. 1:28). Met twee keer ‘eeuwig’ wordt vooruitgewezen: verbond en bezit zullen voor altijd blijven. Daar staat God Zelf garant voor. Abram wordt geroepen voor het aangezicht van die God te wandelen, net als Henoch destijds. Ook roept de HEERE hem op ‘oprecht’ te zijn, wat wil zeggen: integer, uit één stuk. Abraham krijgt de belofte dat er koningen uit hem zullen voortkomen. Uiteindelijk zal die grote Koning komen, Die volmaakt oprecht was en al onze onoprechtheid gedragen heeft. Aanschouw Christus aan het kruis en zie dat Hij de zonden heeft weggedaan. Aanschouw Hem als de opgestane uit de doden Die het nieuwe leven schenkt. (Charles Haddon Spurgeon)