Gods belofte vraagt om gehoorzaam vertrouwen In de hoofdstukken 16 en 17 wordt de gebiedstoedeling aan Efraïm en de halve stam van Manasse beschreven. Daarbij krijgen ook de dochters van Zelafead het door Mozes beloofde deel. Dan komen de nakomelingen van Jozef bij Jozua hun beklag doen. Omdat hun gebied bergachtig is en veel bos bevat, geven ze aan dat ze te weinig grond voor akkerbouw hebben. En bovendien leven er Kanaänieten op hun grondgebied die een leger hebben met ijzeren strijdwagens. Wat een verschil met Kaleb. Hij beriep zich bij Jozua op een belofte van God en toonde gehoorzaamheid en vertrouwen om de Enakskinderen met Gods hulp te verdrijven. Maar deze twee stammen erkennen Gods beleid door middel van het lot niet en nu moet Jozua dat maar even oplossen. Jozua gaat niet op hun verzoek in. Hij geeft aan dat zij het bos kunnen kappen en het gebied kunnen ontginnen. En hij wijst ze op hun roeping om in geloofsgehoorzaamheid de Kanaänieten van hun grondgebied te verdrijven. Ongeloof is de moeder van alle zonden.