Geloof en ongeloof in de stam van Juda Nadat Jozua de zaak met Kaleb op een goede wijze had afgewikkeld, kwam hij toe aan het toekennen van gebieden aan de hele stam van Juda. Midden in de opsomming van de steden en gebieden komt Kaleb opnieuw ter sprake. Hij volhardt in zijn vertrouwen op de Heere. Hij verjaagt de Enakieten uit Hebron en belooft zijn dochter aan die strijder die een volgende stad van de Enakieten in zou nemen. De latere richter Othniël, geïnspireerd door de geloofskracht van Kaleb, lukt het om de stad te veroveren. Daarna gaat Jozua door met het opnoemen van alle steden die tot het gebied van Juda gaan behoren. En dan volgt een aangrijpende mededeling. Het lukt de nakomelingen van Juda niet om de Jebusieten te verdrijven. Het geloof van Kaleb en Othniël staat hier in scherp contrast met het ongeloof van de nakomelingen van Juda. Eeuwen later lukt het David om de Jebusieten alsnog te overwinnen. Koren en kaf zullen beide in Israël opgroeien, maar dwars daar doorheen volvoert de Heere Zijn raad.