Ook de Levieten krijgen hun plaats Als Jakob op zijn sterfbed ligt, spreekt hij vloekwoorden uit over Simeon en Levi. Het herinnert hen aan de laffe moord op de mannen van Sichem. Jakob profeteert dat beide stammen hierom verstrooid zullen worden onder Israël. Bij Simeon is dat al gebeurd. Die stam heeft zijn plaats gekregen in het erfelijk bezit van Juda. Maar bij Levi gebeurt er iets anders. Nadat de stam van Levi als enige trouw was gebleven aan de Heere bij de geschiedenis van het gouden kalf, krijgen de Levieten de taak om geheel Israël te onderwijzen in de dienst van de Heere. Steden en weidegronden zullen ze ontvangen te midden van alle stammen. Ook zullen ze uit de opbrengst van de tienden die Israël moet geven voor de dienst van de Heere, hun inkomen krijgen. En Jozua voert ook deze beloften van God nauwkeurig uit. Hiermee wordt werkelijkheid dat van al de goede woorden van de Heere over het wonen in het beloofde land, er niet één onvervuld is gebleven. Gods trouw zal nooit wankelen of bezwijken.