Als een zwaluw of kraanvogel, zo piepte ik, ik kirde als een duif. Mijn ogen waren smekend opgeslagen naar omhoog: Heere, ik word neergedrukt; wees U mijn Borg! Jesaja 38:14
Wees U mijn Borg! Wat ben je als mens klein wanneer je de dood voor ogen hebt. Ziekte en de dood gaan ook het paleis van een koning niet voorbij. Hizkia verkeert in grote nood. De koning roept de allerhoogste Vorst aan. Een blik omhoog. Met een smeekgebed komt de koning voor Gods genadetroon. De druk waaronder hij verkeert, dreigt hem te overstelpen. Als een angstig vogeltje zoekt hij bescherming. De koning smeekt: ‘Wees U mijn borg!’ Vanuit de diepte van zijn ellende beseft hij dat hij voor God moet verschijnen. Er is vergeving nodig. Ontdekt aan de schuld smeekt hij: ‘Wees U mijn Borg!’ Alleen God kan redding geven. God schenkt genezing en redding. Ook wij hebben een Borg nodig. In onze nood mogen wij zien op de geschonken Zaligmaker, de Heere Jezus Christus. Een zegen wanneer we delen in Zijn genade en wij door Hem zijn opgericht en wij belijden: ‘De straf gedragen ook voor mij, de dood verslagen en ik ben vrij!’ ‘Wij zijn bedelaars, dat is waar!’ (Maarten Luther)