Voer minimaal 2 tekens in.
… zij hebben ú niet verworpen, maar Míj hebben zij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zou zijn.
1 Samuel 8:7
Een misplaatst verzoek
Samuel is oud, zijn twee zonen helpen hem in de rechtspraak. Zij maken er een potje van, ze lijken niet op hun vader. Zij volgen hun vader totaal niet. In de bedoelde onafhankelijke rechtspraak nemen zij nota bene steekpenningen aan. Onrechtvaardige richters. Het volk gaat naar Samuel. Samuels ouderdom en het wangedrag van de twee, vormen reden om Samuel te vragen een andere weg in te slaan: ze willen een koning zoals andere volken hebben. Het valt bij Samuel verkeerd, een slecht verzoek. Hij gaat ermee naar de heere. Die is er diep door gekrenkt. Welbeschouwd ziet de heere dat het volk ondankbaar is jegens Hem. Hijzelf is afgewezen. De Israëlieten blijven zich van Hem afkeren, ze verwachten het niet van Hem en Zijn richter. Ze zien het met een door God gegeven richter niet meer zitten, ze zijn het grondig oneens met Gods leiding. Maar God is volkomen wijs!
‘Laat Hem besturen, waken, ’t is wijsheid wat Hij doet.’ (Gezang 427, Liedboek voor de kerken)