Houvast gezocht Velen trekken richting Jeruzalem. Ze vertrekken uit hun stad en zodra ze bij de poorten van de volgende stad aankomen, roepen ze: ‘Kom, ga met ons en doe als wij. We gaan de heere zoeken.’ Niet alleen uit de steden van Israël komen ze, maar vanuit de hele wereld, ook heidenen. Het oog van Zacharia ziet tien mannen. Tien staat voor een menigte. De mannen trekken op. Waarom? Omdat ze gehoord hebben dat God met Zijn volk is. Ze grijpen de slip van de mantel van een Joodse man. Die man verwijst naar Christus, immers Zijn Naam luidt: Immanuel, God met ons. In Hem vervult God Zijn belofte. Jezus de Koning is in de Naam van de heere tot Jeruzalem gekomen. Die tien mannen grijpen met vaste hand de zoom van Zijn kleed. Het is een verzoek, zoals Jakob bij de Jabbok: ‘Ik laat U niet gaan, tenzij U mij zegent’ (Gen. 33:26). Ik hoor in het pinksterevangelie de vervulling van dit woord van de dagtekst: ‘Ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden’ (Hand. 2:21). Grijp de zoom van Zijn kleed vast. Jeruzalem blijft trekpleister.