Sta op, maak voor ons goden die vóór ons uit gaan.
Exodus 32:1
Het gouden kalf
Wat een anticlimax: het volk heeft gehoorzaamheid aan de heere beloofd. Ze hebben gehoord dat de heere de enige God is en dat hadden ze erkend. Ze zijn bezig met de voorbereidingen voor het bouwen van het heiligdom. En dan nu ineens een diepe kloof: op een sokkel staat een jonge stier, gemaakt van sieraden die de Israëlieten met graagte gegeven hadden voor hun god. De stier herinnerde aan de god Apis uit Egypte. Die staat nog vers in hun geheugen. Kijk ze eens blij zijn! Ze eten en drinken en vieren uitbundig feest. Deze god zal hen leiden, want Mozes is spoorloos verdwenen. Dat moet gevierd worden. Ze zijn gewoon losgeslagen. En Aäron had ze losgelaten. Zo gaat het met mensen die God loslaten. Ze worden dan ook losgelaten. Ze kiezen dan vaak goden van deze tijd: geld, macht, genot. Deze gouden kalveren kunnen ons hele leven vullen, maar het kan niet samengaan met het dienen van God. Het moet tot een onvoorwaardelijke keus komen voor een leven met de heere. Hem liefhebben én gehoorzamen in alle dingen.
‘U kunt niet God dienen en de mammon.’ (Matth. 6:24)