U zult met de bomen van Eden in de onderste plaatsen van de aarde neergestort worden.
Ezechiël 31:18
Waar de boom valt, …
Net als bij Tyrus wordt hier bij Egypte het beeld van het paradijs opgeroepen. Dat gaat nu zelfs met een omweg, via Assyrië. Ook dat volk dacht het wel met zijn eigen pracht en praal te redden. Maar als een machtige boom wordt het omgehakt, zodat er niets meer van te vinden is. Zo zal het ook Egypte vergaan. Opmerkelijk dat de andere bomen van Eden ook in het graf zijn afgedaald (vs. 16 en 17). Alle volken die uit het scheppingswerk van de Heere zijn voortgekomen eindigen in het graf vanwege hun hoogmoed. Eén was er die al Zijn hoogheid juist afgelegd heeft en Zich ontledigd heeft. Door Hem is er voor hoogmoedigen hoop om aan het oordeel te ontkomen. Dan mag de rechtvaardige groeien als een palmboom, opgroeien als een ceder op de Libanon (Ps. 92:13).
‘Leeft u onder overtuiging van zonde? … Wees dankbaar voor dit werk van de Heilige Geest, want “… vlees en bloed heeft u dit niet geopenbaard, maar Mijn Vader Die in de hemelen is.”’ (R.M. McCheyne)