Legitimatiebewijs Door Jezus´ woorden voelen de Farizeeën zich aangevallen. Met de schriftgeleerden komen ze met een uitdagende vraag om een teken, een legitimatiebewijs. Men stelt een onderzoek in naar Zijn papieren als leraar in Israël. Ze willen geen teken door Hem. Die zijn er genoeg. Ze willen een teken van Hem. Een teken dat Jezus aanwijst als de door God gewilde Leraar voor Zijn volk. Hoe verdorven en overspelig dit verzoek is laat Jezus hen weten. Ze zien voorbij aan wat God al geeft. Ze zijn er op uit hun ongeloof te legitimeren. Neem dan Jona en Nineve. Die stad bekeerde zich op de prediking van de profeet. Ze vroeg niet om het legitimatiebewijs van de profeet. Neem de koningin van het Zuiden en haar komen tot Salomo. Zij hoorde van zijn wijsheid en zij kwam….! Zij en de Ninevieten erkenden Gods werk terwijl schriftgeleerden en Farizeeën Gods werk in Jezus miskennen. Wij weten van Jona en Salomo. Wat meer is: wij weten van Jezus. Wat wil je nog meer?