Voer minimaal 2 tekens in.
Eerste lijdenszondag
Toen kwam hij bij de mensen van Sukkoth en zei: Zie, Zebah en Zalmuna, om wie u mij gehoond hebt door te zeggen: Hebt u Zebah en Zalmuna dan al in handen, dat wij uw vermoeide mannen brood zouden geven?
Richteren 8:15
Om wiens eer gaat het nu?
Vandaag begint de lijdenstijd. In zondaarsliefde heeft Christus alle smaad van mensen verdragen en voor hen het leven verworven. Gideon blijkt in dit hoofdstuk een heel andere verlosser. Als de inwoners van Sukkoth sceptisch reageren op zijn verzoek om brood voor zijn vermoeide mannen, komt hij daar na de overwinning op de koningen van Midian hardhandig op terug. Gideon voelt zich in zijn eer gekrenkt. Zijn reactie is hard: hij laat de bevolking van Sukkoth doden. Vervolgens vernedert hij de gevangen koningen van Midian door zijn zoon Jether op te dragen hen te doden. Die durft niet, in tegenstelling tot later Gideon's andere zoon Abimelech (9:54). Gideon toont tegenover Sukkoth geen enkel begrip voor hun gebrek aan moed, terwijl hij vroeger zelf ook een lafaard was. Blijkbaar gaat het Gideon om zijn eigen eer. Het lijkt nu wel: "Voor Gideon, en ook nog wat voor de Heere".
Wanneer u en ik verhoord wensen te worden, dan moeten wij tot Christus komen als zondaren. Laten we niet pogen onszelf beter voor te stellen dan wij zijn (Charles Haddon Spurgeon)