Gideon maakte daar een efod van en stelde die op in zijn stad, in Ofra. En heel Israƫl ging er als in hoererij achteraan, zodat het voor Gideon en zijn huis tot een valstrik werd. Richteren 8:27
Wie een kuil graaft voor zichzelf . . . We gedenken deze lijdensweken hoe de Heere Jezus in volkomen gehoorzaamheid de weg ging die de Vader voor Hem bepaald had. Hoe anders gaat het met Gideon. De strijdbare held valt hier in een kuil die hij zelf graaft. Eerst wijst hij het aanbod van het volk om koning over hen te worden af, maar dan laat hij zich wel de rijkdom van een koning welgevallen. Ook neemt hij zoveel vrouwen dat de overeenkomst met de latere koning Salomo zich opdringt. Zijn zoon noemt hij: Abimelech: zoon van de koning. Wel degelijk koning dus, ondanks het ogenschijnlijk afgeslagen aanbod. De richter wordt zelfs een anti-richter als hij het omgekeerde doet als hij in het begin deed: in plaats van de afgodsdienst uit te uitroeien voert hij die weer in. De strijdbare held delft het onderspit tegen zichzelf. Wat een contrast met de Heiland tot gehoorzaam bleef tot op het kruis. Zoek voor uzelf geen grote dingen in deze wereld, want als uw klederen te lang zijn, zullen ze u doen struikelen (William Bridge)