Weer een richter met een vlekje We zagen steeds dat er aan elke richter wel iets mankeert. Meteen aan het begin van de geschiedenis van Jefta wordt duidelijk dat dit ook voor hem geldt. Hij mag dan wel een strijdbare held zijn, zoals Gideon ook genoemd werd, maar hij is wel een buitenechtelijk kind. In tegenstelling tot Jaïr met zijn dertig zonen heeft hij maar één kind. Niettemin heeft hij wel enig zelfrespect. Net als we gisteren van de Heere lazen, zegt nu Jefta tegen de oudsten: zoeken jullie het maar uit, want jullie hadden niets met mij. Jefta betoont zich hier een behendig onderhandelaar. Hij sleept er een mooie belofte uit voor als hij de overwinning behaalt. Triest is het dat het volk vraagt: wie zal beginnen voor ons te strijden? Is dat nu nog een vraag? Is het niet steeds de Heere geweest? Liever een zelfgekozen richter dan de Heere die hen uit Egypte geleid had. Wie zoeken wij om ons voor eeuwig te verlossen? Als een christen zegt: "Ik kan wel bidden, maar ik zal er toch nooit beter van worden", vraag ik me af of God ooit zoiets zal verhoren. Want dit is niets anders dan God onteren en Zijn Naam ijdel gebruiken (Thomas Watson)