Wat zal Ik u doen, Efraïm? Wat zal Ik u doen, Juda?
Hosea 6:6
Wat zal ik met u doen?
De woorden 'Wat zal ik met u doen?' komen wat onverwacht in dit hoofdstuk. Alsof iemand de regie is kwijtgeraakt. Hier de toon van een Vader die niet meer weet wat hij moet met zijn opstandige kind; van de wijngaardenier, die zegt: Wat kan ik nog meer aan mijn wijngaard doen? (Jes. 5:4).
Het is ook onverwacht, omdat het een reactie is op een bekering: 'Kom laten we terug keren tot de Heere' (6:1). Maar de bekering van Israël was niet waarachtig. Het was een slim plan om een probleem op te lossen, om aan het oordeel te ontsnappen. Maar hun hart hield zich ver van de Heere. Hun bekering was krachteloos als een morgenwolk . Een bekering die niet van God was.
Toch eindigt het hoofdstuk met hoop. Niet een huichelachtige, menselijke bekering, maar een ommekeer die God werkt. 'Ook voor u, Juda, is een oogst weggelegd, wanneer Ik een omkeer breng in de gevangenschap van Mijn volk. (vs. 11)
Vóór mijn bekering bad ik tegen de zonde, maar ik vreesde dat God mij zou horen en mij doen naar mijn woorden.(Aurelius Augustinus)