Berouw verbergt zich voor Mijn ogen!
Hosea 9:14
Geen plaats voor berouw
Vlak voor het einde van deze profetie van Hosea nog een keer Gods oordeel over een volk dat zich bewust en vol overtuiging afkeert van hun enige Heiland, hun Heelmeester. Hosea is het boek vol goddelijke emotie, vol liefde en pijn. Een diep teleurgestelde man die worstelt met zijn overspelige vrouw. Maar ook boosheid. Waarachtige liefde heeft een keerzijde: toorn.
'Ik zal u uit het graf verlossen', staat er in vers 14. Maar dat is geen heilsboodschap. Het vers moet eerder gelezen worden als een retorische vraag: denk je dat ik je nu uit de dood zal verlossen? Nee, dood waar zijn uw besmettelijke ziekten? Mijn volk heeft het verdiend. Er is geen plaats meer voor berouw. Wat een ontzettend slot van dit hoofdstuk. Wie zou niet vrezen voor Zijn toorn? Het zou niet lang duren voor het volk van Israël werd weggevoerd door de Assyriërs. Het eens zo machtige volk, loste in het niets op, zoals een morgenwolk.
Geef, almachtig God, dat wij geen misbruik maken van Uw verdraagzaamheid, noch ons door onze hardnekkigheid verdorvenheid een schat van vreselijke toorn vergaderen, maar intijds tot berouw komen,(Johannes Calvijn)