Wie is er naar de hemel opgestegen en vandaar neergedaald? Wie heeft de wind in Zijn handen verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft alle einden der aarde vastgesteld? Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon, u weet het immers?
Spreuken 30:4
De grootheid van God
Agur, vermoedelijk een van de wijzen in de kring rond Salomo, is hier aan het woord. Heel scherp zet hij zijn eigen gebrek aan kennis en wijsheid tegenover de oneindige grootheid en wijsheid van de Heere. Dat laatste doet hij door middel van vier vragen. Die vragen brengen ons bij de almacht en heerlijkheid van onze Schepper. Vergeleken bij hem zijn wij enkel dwaasheid, weten wij niets. Als er al enige wijsheid bij de mens is, dan alleen die wijsheid die de vreze des Heeren tot fundament heeft. En het is juist deze vreze des Heeren die de verbinding maakt. In vers 4 is God zo groot, zo oneindig ver boven ons mensen. En in vers 5 komt Hij ineens heel dichtbij. Hij is een toevlucht voor wie op Hem vertrouwen.
Het kinderlijk geloof overbrugt de kloof