Zij doet haar mond open met wijsheid, onderricht uit genegenheid ligt op haar tong.
Spreuken 31:26
Lofzang op de Godvrezende vrouw
Spreuken heeft dikwijls de man voorgesteld als de wijze opvoeder en de vrouw als dwaze verleidster. Vanuit de cultuur van de wijsheidsliteratuur van die tijd is dat verklaarbaar. Maar in dit hoofdstuk valt het volle licht op de Godvrezende vrouw en haar grote waarde voor haar man, voor haar kinderen en voor de gemeenschap waar zij haar plaats heeft. Haar innerlijke schoonheid zien we in haar wijze woorden en het liefdevolle onderwijs dat ze geeft. Daarin geeft zij het geestelijke voedsel door aan haar man en kinderen. Ze waakt over haar gehele huis en brengt dat door haar ondernemingsgeest en ijver tot bloei. Haar manier van doen is een voorbeeld van een vrouw die de Heere vreest en dat toepast in het dagelijkse leven.
Een vrouw die de Heere vreest, zal geprezen worden (Spr. 31:30b)