Omwille van Mijn Naam stel ik Mijn toorn uit, omwille van Mijn roem zal Ik Mij bedwingen, u ten goede, zodat Ik u niet zal uitroeien.
Jesaja 48:9
Ingehouden woede
Hoeveel keer moet ik het nu nog zeggen! Vast hebben deze woorden weleens tot je geklonken. Soms met de nodige irritatie, omdat bijvoorbeeld binnen een gezin iemand zich opnieuw niet aan een afspraak heeft gehouden. In het Bijbelgedeelte van deze dag hoor ik de Heere met herhaling spreken tot Zijn volk dat ongehoorzaam is. Hij wijst terecht en spreekt Zijn volk op hun zonde aan, maar ook is er een ingehouden woede. Vier keer herhaalt God waarom Hij genade toont. Hij heeft het erover hoe Hij zijn volk vergeeft, verlost en hen Zijn toorn over hun zonden bespaart. Vier keer zegt Hij het. Omwille van Mijn Naam stel Ik Mijn toorn uit, omwille van Mijn roem zal Ik Mij bedwingen. En dan herhaalt Hij in vers 11: Omwille van Mij, omwille van Mij doe Ik het, want hoe zou Mijn Naam ontheiligt worden! Wat een geduld. Maar weet wel: Bij God is uitstel en geen afstel!
Zij die gemakkelijk de dienst des Heeren uitstellen, verderven hun ziel en verwaarlozen hun eeuwig behoud. God de Heere wil de tijd van de genade en van Zijn lankmoedigheid niet al te lang misbruikt zien.
Petrus Wittewrongel (1609 – 1662)