Zie, HEERE, mijn ellende,
want de vijand maakt zich groot.
Klaagliederen 1:9
Pleiten
Het gebed, waarmee we gisteren eindigden, wordt door de volgende verzen ondersteund. De vijand heeft al de kostbaarheden van Jeruzalem geroofd. Men heeft moeten aanzien dat heidenen, die volgens Gods gebod niet in Gods gemeente mochten komen, de tempel zijn binnengegaan en de tempelschatten hebben meegenomen. Ze hebben het heiligdom ontheiligd. Het wordt tegen de HEERE gezegd en daarmee wordt bedoeld: HEERE, kom op voor Uw eer! Vervolgens wordt gewezen op de ellende van de inwoners. Tegenover de overmoedige vijand die zich verrijkt staat een zuchtende en hongerlijdende bevolking. Zo hoog is de nood dat ze hun kostbaarheden hebben gegeven om maar in leven te blijven. Dan wordt opnieuw en nog krachtiger namens het volk gepleit bij de HEERE: Zie en aanschouw hoe veracht ik geworden ben! Het volk waaraan U de eer had gegeven dat het Uw volk mocht zijn, hoe veracht is het nu! Ontferm U, HEERE!
Weet je uit de praktijk wat het is om te pleiten op Gods verbond?