De Heere heeft Zijn altaar verstoten,
tenietgedaan Zijn heiligdom.
Klaagliederen 2:7
Zijn heiligdom tenietgedaan
Meer dan de Babyloniƫrs is de Heere Zelf als een vijand geworden. Hij spande als het ware de boog en hief Hij Zijn rechterhand met het zwaard. Zo 'doodde' Hij al wat begerenswaardig was, jonge mensen en kostbaarheden. Hij stortte Zijn grimmigheid uit als een vuur. Zoals over Sodom en Gomorra. Maar nu over Jeruzalem. Hij heeft Israƫl, haar paleizen en vestingsteden vernietigd. Het volk doet niet anders dan klagen. Het dieptepunt is, dat de tempel is verwoest en de eredienst opgehouden. De Heere heeft Zijn 'hut' met de omheining eromheen, het tempelcomplex, omvergehaald. De plaats waar Hij met Zijn volk samenkwam. Sion kent geen feestdag en geen sabbat meer. De HEERE heeft koning en priester verworpen. Altaar en heiligdom heeft Hij weggedaan. De paleizen heeft Hij prijsgegeven aan de vijand. Die hebben het huis van de HEERE met hun geschreeuw vervuld. Ook onze kerkdiensten zijn niet per definitie blijvend.
'Want U vindt geen vreugde in offers, anders zou ik ze brengen; in brandoffers schept U geen behagen. De offers voor God zijn een gebroken geest; een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten.' (Psalm 51:18-19)