Sameil stierf; en heel Israël kwam bijeen, zij bedreven rouw over hem…
1 Samuel 25:1a
Samuels dood.
De zonde is afschuwelijk. Het zondeloon is de dood. Daarom sterft ieder mens, (heel) jong of (stok)oud. Ook Samuel sterft, het kind van Hanna’s intense gebed, de kleine jongen die in het heiligdom verscheen en voor de Heere in het stof neerboog. Hij diende de Heere, hij wandelde levenslang voor Gods aangezicht. De Heere Die hem zeer lief was, openbaarde Zich aan hem. Samuel stierf, het bericht van zijn dood doet de ronde in heel Israël. Samuels dood raakt Israël diep, het verlies van deze Godsman dompelt iedereen in diepe rouw. Heel Israël komt vanwege dit sterven bijeen, de Israëlieten schuilen bij elkaar, bedrijven rouw over hem. Een uiterst gevoelige aderlating, een gebeurtenis van nationale rouw. Ze begraven hem in of bij zijn eigen huis. Je herkent in deze geschiedenis misschien wel iets van jouw eigen leven toen je gelovige voorouder of geliefde, of gelovige opvoeder door God werd opgenomen.
Er zijn twee soorten mensen: die zeggen tegen God: Uw wil geschiede, en die tegen wie God uiteindelijk zegt: jouw wil geschiede. (C.S. Lewis)