De oorlog winnen Bevrijdingsdag. Ook in het Overjordaanse was een militaire confrontatie onvermijdelijk. De stammen van Ruben, Gad en de halve stam van Manasse waren er klaar voor. Er stond een leger gereed van bijna vijfenveertigduizend soldaten, bewapend met korte schilden, zwaarden en bogen. Bovendien waren de militairen ervaren en dapper. Nu kwam het erop aan. Aan de andere kant stond het leger van de Hagrieten. Ook zij hadden, samen met nog drie andere stammen, een professioneel leger. En dan staat er dat prachtige woordje: maar. Maar zij werden in de strijd geholpen door God. Wat je zag, waren strijdende soldaten, behendige, krachtige en geoefende pelotons. Maar wat je niet zag maakte het verschil. Deze soldaten baden tot God. Ze wisten, ze geloofden dat alles van God afhankelijk was. Zij baden, vertrouwden op Hem en Hij liet zich verbidden. Misschien zit je ook midden in de strijd. Er is een God Die zich wil laten verbidden. ‘Almachtige God, wij zijn niets. Leer ons in deemoed onze toevlucht bij U te zoeken en ons tegenwoordige leven evenals ons eeuwig heil vertrouwend in Uw handen te stellen.’ (Johannes Calvijn)