Los van God Misschien herinner je je nog dat David de achillespezen van de paarden liet doorsnijden. Hij had deze oorlogspaarden niet nodig. Hij vertrouwde op God. Wat een verschil met wat er in dit hoofdstuk gebeurt. David laat het volk tellen. Daar lijkt niets mis mee. Maar Joab ziet het scherp: ‘Waarom wil mijn heer dit?’ Hij vraagt naar de intentie. David wil weten hoe machtig hij is. God, op Wie hij zo vaak zijn vertrouwen had gesteld, is uit beeld. Wat bijzonder dat de Bijbel zo eerlijk is. David is een man naar Gods hart, maar hij krijgt in Gods Woord geen heldenstatus. Er is maar één held: Jezus Christus. Van Zijn genade moet ieder kind van God leven. Ook David. Hij moet zijn zonden belijden (vs. 8). Er is een offer nodig (vs. 26). God Zelf stak het vuur aan. Zoals op Golgotha. ‘Almachtige God, Gij hebt ons van de aanvang aan met veel genade en barmhartigheid omringd. Geef dat wij Uw grote goedheid niet vergeten en ons door het lokken van de satan niet laten verleiden.’ (Johannes Calvijn)