Het volk was verblijd over hun vrijwillig geven, want zij gaven met een volkomen hart vrijwillig aan de HEERE. Ook koning David verblijdde zich in hoge mate. 1 Kronieken 29:9
Een blijmoedige gever God heeft Salomo uitgekozen om voor hem een prachtige tempel te bouwen. Salomo is getrouwd en heeft een zoon van een jaar, Rehabeam, maar David noemt hem nog jong en onervaren. David geeft uit zijn persoonlijke bezit drieduizend talent goud, dat is negentigduizend kilo. Dat zou nu meer dan vierenhalf miljard euro opbrengen. Hieruit spreekt zijn liefde tot de Heere en Zijn dienst. Het volk blijft niet achter: het geeft honderdvijftigduizend kilo goud. Wat een vreugde om rijkdom die we van de Heere hebben gekregen in Zijn dienst te besteden. Het volk was enorm blij. Zij hadden de Heere lief, en de Heere had hen in dit geven lief. God heeft een blijmoedige gever lief (2 Kor. 9:7). De teruggekeerde ballingen zullen de vreugde meegevoeld hebben. Ook zij gaven vrijwillig voor de tempelbouw, naar hun vermogen. Eenenzestigduizend drachmen aan goud, vijfduizend ponden aan zilver en honderd onderkleden voor de priesters (Ezra 2:69). ‘De rijke jongeling kwam niet in relatie met Jezus. Niet omdat hij geld had, maar omdat het geld hem had.’ (Benaiah)