De vraag van Johannes de Doper
1En het gebeurde, toen Jezus geëindigd had Zijn twaalf discipelen opdrachten te geven, dat Hij vandaar vertrok om onderwijs te geven en te prediken in hun steden.
2Luk. 7:18Toen Johannes in de gevangenis over de werken van Christus gehoord had, stuurde hij twee van zijn discipelen,
3en zei tegen Hem: Bent U het Die komen zou, of verwachten wij een ander?
4En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ga heen en bericht Johannes wat u hoort en ziet:
5Jes. 29:18; 35:5; 61:1; Luk. 4:18blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd;
6en zalig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.
Jezus' getuigenis over Johannes
7Luk. 7:24Toen dezen weggingen, begon Jezus tegen de menigte te zeggen over Johannes: Waar bent u in de woestijn naar gaan kijken? Naar een riet dat door de wind heen en weer bewogen wordt?
8Maar waar bent u dan naar gaan kijken? Naar iemand in kostbare kleding gekleed? Zie, zij die kostbare kleding dragen, zijn in de huizen van de koningen.
9Maar waar bent u dan naar gaan kijken? Naar een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs naar veel meer dan een profeet.
10Want hij is het over wie geschreven staat: Mal. 3:1; Mark. 1:2; Luk. 7:27Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken.
11Voorwaar, Ik zeg u: Onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper; maar wie de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is groter dan hij.
12Luk. 16:16En van de dagen van Johannes de Doper af tot nu toe wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en geweldenaars grijpen het.
13Want al de profeten en de Wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd.
14Mal. 4:5; Luk. 1:17En als u het wilt aannemen: hij is Elia, die komen zou.
15Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.
16Maar waarmee zal Ik dit geslacht vergelijken? Luk. 7:31Het is zoals de kinderen die op de markt zitten en hun vriendjes toeroepen:
17Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld, maar jullie hebben niet gedanst; wij hebben klaagliederen voor jullie gezongen, maar jullie hebben geen rouw bedreven.
18Matt. 3:4; Mark. 1:6Want Johannes is gekomen, hij at niet en hij dronk niet, en ze zeggen: Hij heeft een demon.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.
19De Zoon des mensen is gekomen, Die wel at en dronk, en ze zeggen: Ziedaar, een vraatzuchtig mens en een drinker, een vriend van tollenaars en zondaars. Maar de Wijsheid is gerechtvaardigd door Haar kinderen.
De drie onboetvaardige steden
20Luk. 10:13Toen begon Hij de steden waarin de meeste krachten door Hem verricht waren, te verwijten dat zij zich niet bekeerd hadden:
21Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaïda! Want als in Tyrus en Sidon de krachten gebeurd waren die in u plaatsgevonden hebben, dan zouden zij zich allang in 2 Sam. 13:19; 2 Kon. 6:30; 19:1zak en as bekeerd hebben.
22Matt. 10:15Maar Ik zeg u: Het zal voor Tyrus en Sidon verdraaglijker zijn op de dag van het oordeel dan voor u.
23En u, Kapernaüm, die tot de hemel toe verhoogd bent, u zult tot de hel toe neergestoten worden. Want als in Sodom de krachten waren gebeurd die in u hebben plaatsgevonden, dan zou het tot op de huidige dag gebleven zijn.
24Maar Ik zeg u Matt. 10:15dat het voor het land van Sodom verdraaglijker zal zijn op de dag van het oordeel dan voor u.
Het welbehagen van de Vader
25Luk. 10:21In die tijd antwoordde Jezus en zei: Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, Job 5:12; Jes. 29:14; Luk. 10:21; 1 Kor. 1:19; 2:7,8dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard.
26Ja, Vader, want zo was het Uw welbehagen.
27Matt. 28:18; Luk. 10:22; Joh. 3:35Alle dingen zijn Mij overgegeven door Mijn Vader; en Joh. 1:18; 6:46niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon het wil openbaren.
28Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.
29Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik Ps. 45:5zachtmoedig ben en nederig van hart; Jer. 6:16en u zult rust vinden voor uw ziel;
301 Joh. 5:3want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.
11
De gezondenen van Johannes den Doper
1En het is geschied, toen Jezus geëindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen te geven, dat Hij van daar voortging, om te leren en te prediken in hun steden.
2Luk. 7:18.En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen;
3En zeide tot hem: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen?
4En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet:
5Jes. 29:18. 35:5. 61:1. Luk. 4:18.De blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; de melaatsen worden gereinigd, en de doven horen; de doden worden opgewekt, en den armen wordt het Evangelie verkondigd.
6En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden.
7Luk. 7:24.Als nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt?
8Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens, met zachte klederen bekleed? Ziet, die zachte klederen dragen, zijn in der koningen huizen.
9Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet.
10Want deze is het, van dewelken geschreven staat: Mal. 3:1. Mark. 1:2. Luk. 7:27.Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen.
11Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij.
12Luk. 16:16.En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld.
13Want al de profeten en de wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd.
14Mal. 4:5. Luk. 1:17.En zo gij het wilt aannemen, hij is Elías, die komen zou.
15Wie oren heeft om te horen, die hore.
16Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Luk. 7:31.Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten zitten, en hun gezellen toeroepen,
17En zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend.
18Matt. 3:4. Mark. 1:6.Want Johannes is gekomen, noch etende, noch drinkende, en zij zeggen: Hij heeft den duivel.
19De Zoon des mensen is gekomen, etende en drinkende, en zij zeggen: Ziet daar, een Mens, Die een vraat en wijnzuiper is, een Vriend van tollenaren en zondaren. Doch de Wijsheid is gerechtvaardigd geworden van Haar kinderen.
De drie onboetvaardige steden
20Luk. 10:13.Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn krachten meest geschied waren, te verwijten, omdat zij zich niet bekeerd hadden.
21Wee u, Chórazin! wee u Bethsáïda! want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in 2 Sam. 13:19. 2 Kon. 6:30. 19:1.zak en as bekeerd hebben.
22Matt. 10:15.Doch Ik zeg u: Het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in den dag des oordeels, dan ulieden.
23En gij, Kapérnaüm! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sódom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn.
24Doch Ik zeg u, Matt. 10:15.dat het den lande van Sódom verdragelijker zal zijn in den dag des oordeels, dan u.
Het juk van Christus
25Luk. 10:21.In dienzelfden tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde! Job 5:12. Jes. 29:14. Luk. 10:21. 1 Kor. 1:19. 2:7, 8.dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard.
26Ja, Vader! Want alzo is geweest het welbehagen voor U.
27Matt. 28:18. Luk. 10:22. Joh. 3:35.Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en Joh. 1:18. 6:46.niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon, en dien het de Zoon wil openbaren.
28Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
29Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik Ps. 45:5.zachtmoedig ben en nederig van hart; Jer. 6:16.en gij zult rust vinden voor uw zielen.
301 Joh. 5:3.Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht.