Mattheüs 27
Mattheüs 27
Het heilig evangelie naar de beschrijving van Mattheüs
HSV

Het einde van Judas

1Toen Ps. 2:2; Mark. 15:1; Luk. 22:66; 23:2; Joh. 18:28het ochtend geworden was, kwamen al de overpriesters en de oudsten van het volk met betrekking tot Jezus gezamenlijk tot het besluit Hem te doden.

2En zij boeiden Hem, leidden Hem weg en leverden Hem over aan Hand. 3:13Pontius Pilatus, de stadhouder.

3Toen Judas, die Hem verraden had, zag dat Hij veroordeeld was, kreeg hij berouw en hij bracht de dertig zilverstukken bij de overpriesters en de oudsten terug

4en zei: Ik heb gezondigd, want ik heb onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? U moet maar zien.

5En nadat hij de zilverstukken de tempel in gegooid had, vertrok hij. 2 Sam. 17:23; Hand. 1:18Hij ging heen en hing zich op.

6De overpriesters pakten de zilverstukken en zeiden: Het is niet geoorloofd die in de offerkist te leggen, omdat het bloedgeld is.

7En nadat zij beraadslaagd hadden, kochten zij daarvan de Hand. 1:19akker van de pottenbakker als begraafplaats voor de vreemdelingen.

8Daarom wordt die akker tot op de dag van vandaag bloedakker genoemd.

9Toen is vervuld wat gesproken is Zach. 11:12door de profeet Jeremia: En zij hebben de dertig zilverstukken genomen, de waarde van de Geschatte, Die zij geschat hadden uit de Israëlieten,

10en zij hebben die gegeven voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heere mij bevolen heeft.

Voor Pilatus

11Mark. 15:2; Luk. 23:3; Joh. 18:33Jezus stond voor de stadhouder en de stadhouder vroeg Hem: U bent de Koning van de Joden? Jezus zei tegen hem: U zegt het.

12En toen Hij door de overpriesters en de oudsten beschuldigd werd, antwoordde Hij niets.

13Matt. 26:62Toen zei Pilatus tegen Hem: Hoort U niet hoeveel zij tegen U getuigen?

14Jes. 53:7; Hand. 8:32Maar Hij antwoordde hem op geen enkel woord, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde.

15Mark. 15:6; Luk. 23:17; Joh. 18:39Nu had de stadhouder de gewoonte, op het feest voor de menigte een gevangene los te laten, wie zij ook maar wilden.

16Mark. 15:7; Luk. 23:19; Joh. 18:40Ze hadden toen een beruchte gevangene, die Barabbas heette.

17Toen zij dan bijeenwaren, zei Pilatus tegen hen: Wie wilt u dat ik voor u zal loslaten, Barabbas of Jezus, Die Christus genoemd wordt?

18Want hij wist dat zij Hem uit afgunst overgeleverd hadden.

19Toen hij op de rechterstoel zat, stuurde zijn vrouw hem een boodschap: Laat je toch niet in met deze Rechtvaardige, want ik heb vandaag in een droom veel om Hem geleden.

20Mark. 15:11; Luk. 23:18; Joh. 18:40; Hand. 3:14Maar de overpriesters en de oudsten haalden de menigte over dat zij om Barabbas zouden vragen en Jezus zouden ombrengen.

21De stadhouder antwoordde hun en zei: Wie van deze twee wilt u dat ik voor u zal loslaten? Zij zeiden: Barabbas.

22Pilatus zei tegen hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die Christus genoemd wordt? Zij zeiden allen tegen hem: Laat Hem gekruisigd worden!

23Maar de stadhouder zei: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan? Maar zij riepen des te meer: Laat Hem gekruisigd worden!

24Toen Pilatus zag dat hij niets bereikte, maar dat er veeleer opschudding ontstond, nam hij water, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U moet maar zien.

25En heel het volk antwoordde en zei: Hand. 5:28Laat Zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen!Dit is een van de meest beladen teksten in de christelijke traditie die om een weloverwogen vertaling vraagt. In een hedendaagse SV is deze zinsnede als volgt vertaald: Zijn bloed komeover ons en over onze kinderen. De cursivering in de SV en de cursiveringen in de HSV geven aan dat het hier om aanvulling van de grondtekst gaat met behulp van het werkwoord komen. Letterlijk staat er in het Grieks: Zijn bloed over ons en over onze kinderen. Afgezien van de algemene beslissing met betrekking tot het gebruik van de aanvoegende wijs in de HSV, in dit geval zet de manier waarop de SV de aanvoegende wijs verwoordt de lezer op het verkeerde been. In het hedendaags Nederlands is kome misleidend, omdat je het hier feitelijk alleen als een wens op kunt vatten. Zijn bloed kome over ons is identiek met: Moge Zijn bloed over ons komen. Dat is een interpretatie die niet de bedoeling kan zijn. Vandaar de bewoordingen van de HSV, die er bovendien het woordje maar aan toegevoegd heeft om misverstaan van het werkwoord laten te voorkomen. Daarmee is elke associatie van laten met toelaten of niet verhinderen vermeden.

26Toen liet hij Barabbas voor hen los, maar nadat hij Jezus gegeseld had, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden.

Jezus bespot en weggeleid

27Mark. 15:16; Joh. 19:2Toen namen de soldaten van de stadhouder Jezus met zich mee in het gerechtsgebouw en verzamelden heel de legerafdeling om Hem heen.

28En toen zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een scharlakenrode mantel om,

29vlochten een kroon van dorens, zetten die op Zijn hoofd en gaven Hem een rietstok in Zijn rechterhand. Zij vielen op hun knieën voor Hem neer en bespotten Hem met de woorden: Gegroet, Koning van de Joden!

30Ook bespuwden zij Hem, pakten de rietstok en sloegen Hem op Zijn hoofd.

31En toen zij Hem bespot hadden, trokken zij Hem de mantel uit, trokken Hem Zijn kleren aan en leidden Hem weg om Hem te kruisigen.

32Mark. 15:21; Luk. 23:26Toen zij op weg gingen, troffen zij een man uit Cyrene aan, van wie de naam Simon was; die dwongen zij om Zijn kruis te dragen.

Golgotha

33Ps. 69:22; Mark. 15:22; Luk. 23:33; Joh. 19:17En gekomen bij de plaats die Golgotha genoemd wordt, wat Schedelplaats betekent,

34gaven zij Hem wijn vermengd met gal te drinken; maar toen Hij die geproefd had, wilde Hij niet drinken.

35Mark. 15:24; Joh. 19:23Nadat zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn kleren door het lot te werpen, opdat vervuld zou worden wat gezegd is door de profeet: Ps. 22:19Ze hebben Mijn kleren onder elkaar verdeeld en om Mijn kleding hebben ze het lot geworpen.Deze woorden komen niet in alle Griekse manuscripten voor.

36En zij gingen zitten om Hem daar te bewaken.

37Mark. 15:26; Luk. 23:38; Joh. 19:19En zij brachten boven Zijn hoofd een opschrift aan met de beschuldiging tegen Hem: DIT IS JEZUS, DE KONING VAN DE JODEN.

38Jes. 53:12Toen werden met Hem twee misdadigers gekruisigd, een aan Zijn rechter-, en een aan Zijn linkerzijde.

39Ps. 22:8; 69:21; Mark. 15:29; Luk. 23:35En de voorbijgangers lasterden Hem, schudden hun hoofd,

40en zeiden: Matt. 26:61; Joh. 2:19U Die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf. Als U de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af!

41En evenzo spotten ook de overpriesters, samen met de schriftgeleerden en de oudsten en de Farizeeën, en zij zeiden:

42Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven.

43Ps. 22:9Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is,27:43 als Hij Hem welgezind is - Letterlijk: als Hij Hem wil. want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.

44Hetzelfde verweten Hem ook de misdadigers die met Hem gekruisigd waren.

45Mark. 15:33; Luk. 23:44En vanaf het zesde uur kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur toe.

46Ongeveer op het negende uur Ps. 22:2; Hebr. 5:7riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?

47Sommigen van hen die daar stonden, zeiden, toen zij dit hoorden: Hij roept Elia.

48Ps. 69:22; Joh. 19:29En meteen snelde een van hen toe, nam een spons, doordrenkte die met zure wijn, stak hem op een rietstok en gaf Hem te drinken.Lopen vs. snellen: Het woordje lopen zoals dat door de Statenvertalers gebruikt werd, had in de 17e eeuw de betekenis van snel lopen. Vandaar dat de HSV het grondwoord in veel gevallen met snellen, wegsnellen of toesnellen vertaalt. Op ander plaatsen, waar het om een wedstrijd gaat, is gekozen voor hardlopen. Een enkele keer is gewoon lopen voldoende omdat het zinsverband voldoende duidelijk maakt dat het om hardlopen gaat. In 2 Thes. 3:1 heeft het grondwoord een wat meer abstracte betekenis. Daar is gekozen voor zijn loop hebben.

49Maar de anderen zeiden: Houd op, laten wij zien of Elia komt om Hem te verlossen.

50Luk. 23:46Jezus riep nogmaals met luide stem en gaf de geest.

512 Kron. 3:14; Mark. 15:38; Luk. 23:45En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van boven tot beneden; de aarde beefde en de rotsen scheurden;

52ook werden de graven geopend en veel lichamen van heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt;

53en na Zijn opwekking gingen zij uit de graven, kwamen in de heilige stad en zijn aan velen verschenen.

54Mark. 15:39; Luk. 23:47En toen de hoofdman over honderd en zij die met hem Jezus bewaakten, de aardbeving zagen en de dingen die gebeurden, werden zij erg bevreesd en zeiden: Werkelijk, Dit was Gods Zoon!

55Mark. 15:40; Luk. 23:49En er waren daar veel vrouwen, die Ps. 38:12uit de verte toekeken; zij waren Jezus gevolgd van Galilea om Hem Luk. 8:2te dienen.

56Onder hen waren Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder van de zonen van Zebedeüs.

De begrafenis

57Mark. 15:42; Luk. 23:50; Joh. 19:38Toen het avond geworden was, kwam er een rijke man van Arimathea, van wie de naam Jozef was en die ook zelf een discipel van Jezus was.

58Die ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Toen gaf Pilatus bevel dat het lichaam aan hem gegeven zou worden.

59En Jozef nam het lichaam in ontvangst, wikkelde het in zuiver fijn linnen,

60Mark. 15:46; Luk. 23:53en legde het in zijn nieuwe graf, dat hij in de rots uitgehakt had; en nadat hij een grote steen voor de ingang van het graf gewenteld had, ging hij weg.

61En daar waren Maria Magdalena en de andere Maria, die tegenover het graf zaten.

De wacht bij het graf

62De volgende dag, dat is de dag na de voorbereiding, kwamen de overpriesters en de Farizeeën bij Pilatus bijeen,

63en zeiden: Heer, wij herinneren ons dat deze verleider gezegd heeft toen Hij nog leefde: Matt. 16:21; 17:23; 20:19; Mark. 8:31; 10:34; Luk. 9:22; 18:33; 24:6Na drie dagen zal Ik opgewekt worden.Opgestaan vs. opgewekt: De SV heeft hier gekozen voor opgestaan. Dit is op zich geen onjuiste vertaling. Het Grieks heeft echter twee werkwoorden met deze betekenis, nl. anistèmi en egeiroo. Het eerste betekent letterlijk opstaan terwijl het andere eigenlijk opwekken betekent. Theologisch gezien is het verschil tussen opstaan en opwekken niet zonder betekenis. Om die reden heeft de HSV ervoor gekozen om op plaatsen waar het om de opstanding van Christus gaat, beide begrippen verschillend te vertalen.

64Geef dan bevel dat het graf tot de derde dag toe beveiligd wordt, opdat Zijn discipelen Hem 's nachts misschien niet komen stelen en tegen het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden. En dan zal de laatste dwaling erger zijn dan de eerste.Opgestaan vs. opgewekt: De SV heeft hier gekozen voor opgestaan. Dit is op zich geen onjuiste vertaling. Het Grieks heeft echter twee werkwoorden met deze betekenis, nl. anistèmi en egeiroo. Het eerste betekent letterlijk opstaan terwijl het andere eigenlijk opwekken betekent. Theologisch gezien is het verschil tussen opstaan en opwekken niet zonder betekenis. Om die reden heeft de HSV ervoor gekozen om op plaatsen waar het om de opstanding van Christus gaat, beide begrippen verschillend te vertalen.

65Pilatus zei tegen hen: Hier hebt u een wacht; ga heen, beveilig het naar uw beste weten.

66Zij gingen erheen en beveiligden het graf met de wacht, nadat zij de steen verzegeld hadden.

27

Zelfmoord van Judas

1Als Ps. 2:2. Mark. 15:1. Luk. 22:66. 23:2. Joh. 18:28.het nu morgenstond geworden was, hebben al de overpriesters en de ouderlingen des volks te zamen raad genomen tegen Jezus, dat zij Hem doden zouden.

2En Hem gebonden hebbende, leidden zij Hem weg, en gaven Hem over aan Hand. 3:13.Pontius Pilatus, den stadhouder.

3Toen heeft Judas, die Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad, en heeft de dertig zilveren penningen den overpriesters en den ouderlingen wedergebracht,

4Zeggende: Ik heb gezondigd, verradende het onschuldig bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? Gij moogt toezien.

5En als hij de zilveren penningen in den tempel geworpen had, vertrok hij, en 2 Sam. 17:23. Hand. 1:18.heengaande verworgde zichzelven.

6En de overpriesters, de zilveren penningen nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve in de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is.

7En te zamen raad genomen hebbende, kochten zij daarmede den Hand. 1:19.akker des pottenbakkers, tot een begrafenis voor de vreemdelingen.

8Daarom is die akker genaamd de akker des bloeds, tot op den huidigen dag.

9Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is Zach. 11:12.door den profeet Jeremía, zeggende: En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen, de waarde des Gewaardeerden van de kinderen Israëls, Denwelken zij gewaardeerd hebben;

10En hebben dezelve gegeven voor den akker des pottenbakkers; volgens hetgeen mij de Heere bevolen heeft.

Jezus voor Pilatus

11Mark. 15:2. Luk. 23:3. Joh. 18:33.En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het.

12En als Hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd werd, antwoordde Hij niets.

13Matt. 26:62.Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele zaken zij tegen U getuigen?

14Jes. 53:7. Hand. 8:32.Maar Hij antwoordde hem niet op een enig woord, alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde.

15Mark. 15:6. Luk. 23:17. Joh. 18:39.En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welken zij wilden.

16Mark. 15:7. Luk. 23:19. Joh. 18:40.En zij hadden toen een welbekenden gevangene, genaamd Bar-abbas.

17Als zij dan vergaderd waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gij, dat ik u zal loslaten, Bar-abbas, of Jezus, Die genaamd wordt Christus?

18Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd hadden.

19En als hij op den rechterstoel zat, zo heeft zijn huisvrouw tot hem gezonden, zeggende: Heb toch niet te doen met dien Rechtvaardige; want ik heb heden veel geleden in den droom om Zijnentwil.

20Mark. 15:11. Luk. 23:18. Joh. 18:40. Hand. 3:14.Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den scharen aangeraden, dat zij zouden Bar-abbas begeren, en Jezus doden.

21En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welken van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas.

22Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.

23Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden!

24Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, maar veel meer dat er oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden moogt toezien.

25En al het volk, antwoordende, zeide: Hand. 5:28.Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen.

26Toen liet hij hun Bar-abbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden.

Jezus weggeleid

27Mark. 15:16. Joh. 19:2.Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis, en vergaderden over Hem de ganse bende.

28En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om;

29En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!

30En op Hem gespogen hebbende, namen zij den rietstok en sloegen op Zijn hoofd.

31En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen.

32Mark. 15:21. Luk. 23:26.En uitgaande, vonden zij een man van Cyréne, met name Simon; dezen dwongen zij, dat hij Zijn kruis droeg.

De kruisiging

33Ps. 69:22. Mark. 15:22. Luk. 23:33. Joh. 19:17.En gekomen zijnde tot de plaats, genaamd Golgotha, welke is gezegd Hoofdschedelplaats,

34Gaven zij Hem te drinken edik met gal gemengd; en als Hij dien gesmaakt had, wilde Hij niet drinken.

35Mark. 15:24. Joh. 19:23.Toen zij nu Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, het lot werpende; opdat vervuld zou worden, hetgeen gezegd is door den profeet: Ps. 22:19.Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, en hebben het lot over Mijn kleding geworpen.

36En zij, nederzittende, bewaarden Hem aldaar.

37Mark. 15:26. Luk. 23:38. Joh. 19:19.En zij stelden boven Zijn hoofd Zijn beschuldiging geschreven: DEZE IS JEZUS, DE KONING DER JODEN.

38Jes. 53:12.Toen werden met Hem twee moordenaars gekruisigd, een ter rechter-, en een ter linkerzijde.

39Ps. 22:8. 69:21. Mark. 15:29. Luk. 23:35.En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden,

40En zeggende: Matt. 26:61. Joh. 2:19.Gij, Die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. Indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis.

41En desgelijks ook de overpriesters met de schriftgeleerden, en ouderlingen, en farizeeën, Hem bespottende, zeiden:

42Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israëls is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven.

43Ps. 22:9.Hij heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.

44En hetzelfde verweten Hem ook de moordenaars, die met Hem gekruisigd waren.

45Mark. 15:33. Luk. 23:44.En van de zesde ure aan werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe.

46En omtrent de negende ure Ps. 22:2. Hebr. 5:7.riep Jezus met een grote stem zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten!

47En sommigen van die daar stonden, zulks horende, zeiden: Deze roept Elías.

48Ps. 69:22. Joh. 19:29.En terstond een van hen toelopende, nam een spons, en die met edik gevuld hebbende, stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken.

49Doch de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien, of Elías komt, om Hem te verlossen.

50Luk. 23:46.En Jezus, wederom met een grote stem roepende, gaf den geest.

512 Kron. 3:14. Mark. 15:38. Luk. 23:45.En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden.

52En de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt;

53En uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen.

54Mark. 15:39. Luk. 23:47.En de hoofdman over honderd, en die met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeving, en de dingen, die geschied waren, werden zeer bevreesd, zeggende: Waarlijk, Deze was Gods Zoon!

55Mark. 15:40. Luk. 23:49.En aldaar waren vele vrouwen, Ps. 38:12.van verre aanschouwende, die Jezus gevolgd waren van Galiléa, om Hem Luk. 8:2.te dienen.

56Onder dewelke was Maria Magdaléna, en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van Zebedéüs.

Begrafenis van Jezus

57Mark. 15:42. Luk. 23:50. Joh. 19:38.En als het avond geworden was, kwam een rijk man van Arimathéa, met name Jozef, die ook zelf een discipel van Jezus was.

58Deze kwam tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus, dat hem het lichaam gegeven zou worden.

59En Jozef, het lichaam nemende, wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad.

60Mark. 15:46. Luk. 23:53.En leide dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een groten steen tegen de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg.

Het graf verzegeld

61En aldaar was Maria Magdaléna, en de andere Maria, zittende tegenover het graf.

62Des anderen daags nu, welke is na de voorbereiding, vergaderden de overpriesters en de farizeeën tot Pilatus,

63Zeggende: Heer, wij zijn indachtig, dat deze verleider, nog levende, gezegd heeft: Matt. 16:21. 17:23. 20:19. Mark. 8:31. 10:34. Luk. 9:22. 18:33. 24:6.Na drie dagen zal Ik opstaan.

64Beveel dan, dat het graf verzekerd worde tot den derden dag toe, opdat Zijn discipelen misschien niet komen bij nacht, en stelen Hem, en zeggen tot het volk: Hij is opgestaan van de doden; en zo zal de laatste dwaling erger zijn, dan de eerste.

65En Pilatus zeide tot henlieden: Gij hebt een wacht; gaat heen, verzekert het, gelijk gij het verstaat.

66En zij heengaande, verzekerden het graf met de wacht, den steen verzegeld hebbende.