| Het voorrecht van de Joden |
1 | Wat heeft de Jood dan voor op anderen? Of wat is het voordeel van het besneden zijn? |
2 | Veel, in alle opzichten. Want in de eerste plaats zijn hun de woorden van God toevertrouwd. |
| Ps. 147:19 | Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend,
Israël Zijn verordeningen en Zijn bepalingen. | | Rom. 9:4 | Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. |
3 | Want wat is het geval? Als sommigen ontrouw zijn geweest, zal hun ontrouw de trouw van God toch niet tenietdoen? |
| Num. 23:19 | God is geen man, dat Hij liegen zou,
of een mensenkind, dat Hij ergens berouw over hebben zou.
Zou Híj iets zeggen en het dan niet doen?
Zou Híj spreken en het niet gestand doen? | | Rom. 9:6 | Ik zeg dit niet alsof het Woord van God vervallen is, want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. | | 2 Tim. 2:13 | Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen. |
4 | Volstrekt niet! Zo echter moet het zijn: God is waarachtig maar ieder mens een leugenaar, zoals geschreven staat: Opdat U gerechtvaardigd wordt wanneer U rechtspreekt, en overwint wanneer U oordeelt. |
| Joh. 3:33 | Wie Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft daarmee bezegeld dat God waarachtig is. |
| Ps. 116:11 | Ík zei, in mijn haast:
Alle mensen zijn leugenaars. |
| Ps. 51:6 | Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd,
ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen,
zodat U rechtvaardig bent wanneer U rechtspreekt
en rein bent wanneer U oordeelt. |
5 | Als nu onze ongerechtigheid de gerechtigheid van God bevestigt, wat zullen wij dan zeggen? Is God onrechtvaardig als Hij toorn over ons brengt? Ik spreek op menselijke wijze. |
6 | Volstrekt niet! Hoe zal God anders de wereld oordelen? |
7 | Want als de waarheid van God door mijn leugen overvloediger is geworden tot Zijn heerlijkheid, waarom word ik dan toch nog als zondaar geoordeeld? |
8 | En het is toch niet, zoals wij belasterd worden en zoals sommigen zeggen dat wij zeggen: Laten wij het kwade doen, opdat het goede daaruit voortkomt? De verdoemenis van hen is rechtvaardig. |
| Alle mensen zijn zondaars |
9 | Wat dan wel? Zijn wij voortreffelijker? Beslist niet! Wij hebben immers zojuist én Joden én Grieken beschuldigd dat zij allen onder de zonde zijn, |
| Gal. 3:22 | Maar de Schrift heeft alles onder de zonde opgesloten, opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zou worden door het geloof in Jezus Christus. |
10 | zoals geschreven staat: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één, |
| Ps. 14:3 | Zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven;
er is niemand die goeddoet,
zelfs niet één. | | Ps. 53:4 | Ieder van hen heeft zich afgekeerd, tezamen zijn zij verdorven,
er is niemand die goeddoet,
zelfs niet één. |
11 | er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. |
12 | Allen zijn zij afgedwaald, samen zijn zij nutteloos geworden. Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één. |
13 | Hun keel is een open graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen. |
| Ps. 5:10 | Want in hun mond is niets wat betrouwbaar is,
hun binnenste is enkel verderf,
hun keel is een open graf,
met hun tong vleien zij. |
| Ps. 140:4 | Zij scherpen hun tong als een slang,
addervergif is onder hun lippen. s Selas* |
14 | Hun mond is vol vervloeking en bitterheid, |
| Ps. 10:7 | Zijn mond is vol vervloeking, bedrog en list,
onder zijn tong is kwaad en onrecht. |
15 | hun voeten zijn snel om bloed te vergieten. |
| Spr. 1:16 | want hun voeten snellen naar het kwaad
en zij haasten zich om bloed te vergieten. | | Jes. 59:7 | Hun voeten snellen naar het kwaad,
zij haasten zich om onschuldig bloed te vergieten.
Hun gedachten zijn zondige gedachten,
verwoesting en ondergang zijn op hun gebaande wegen. |
16 | Vernieling en ellende is op hun wegen, |
17 | en de weg van de vrede hebben zij niet gekend. |
18 | De vreze Gods staat hun niet voor ogen. |
| Ps. 36:2 | De overtreding van de goddeloze spreekt binnen in mijn hart:
ontzag voor God staat hem niet voor ogen. |
19 | Wij weten nu dat alles wat de wet zegt, zij dat spreekt tot hen die onder de wet zijn, opdat elke mond gestopt wordt en de hele wereld doemwaardig wordt voor God. |
20 | Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde. |
| Gal. 2:16 | weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd. |
| Rom. 7:7 | Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei: U zult niet begeren. | | Hebr. 7:18 | Want de terzijdestelling van het voorgaande gebod vindt plaats vanwege zijn zwakheid en nutteloosheid. |
| Rechtvaardiging door het geloof |
21 | Maar nu is zonder de wet gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de Wet en de Profeten is getuigd: |
| Rom. 1:17 | Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. | | Filipp. 3:9 | en in Hem gevonden word, niet met mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, namelijk de rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof; |
22 | namelijk gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid.  |
| | De SV vertaalt deze uitdrukking met het geloof van Christus. De Griekse genitivus kan in dit zinsverband op twee manieren geïnterpreteerd worden, namelijk als genitivus subjectivus (het geloof van Christus Zelf) en als genitivus objectivus (het geloof in Christus). De hedendaagse lezer is echter geneigd onwillekeurig voor de eerste optie te kiezen en het is sterk de vraag of dat ook de interpretatie van de statenvertalers was. Deze uitdrukking komt viermaal in de Bijbel voor, namelijk in Romeinen 3:22,26 en Galaten 2:16 en 3:22. Alleen bij Galaten 2:16 bevindt zich een kanttekening die uitlegt wat de statenvertalers bedoelden en die laat geen twijfel mogelijk: het gaat om het geloof in Christus. De kanttekening bij Romeinen 3:25 leidt ook in die richting. Omdat de HSV uitdrukkelijk de uitleg van de SV wil volgen en geloof van Christus juist de andere kant uitwijst, is in de HSV gekozen voor geloof in Christus. |
23 | Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God, |
24 | en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. |
| Jes. 53:5 | Maar Hij is om onze overtredingen verwond,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld.
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. |
25 | Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbijgaan aan de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God.  |
| |
De SV heeft hier “vergeving”. Het Griekse grondwoord betekent echter “iets laten passeren (zonder in te grijpen)”. Dit lijkt overeen te komen met wat de KT zeggen: “Namelijk onder het Oude Testament, die God in Christus eerst in de volheid des tijds gestraft heeft, tot dien tijd dezelve overziende, Hebr. 9:15.” |
| 2 Kor. 5:19 | God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. | | Kol. 1:20 | en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn. | | Hebr. 4:16 | Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip. | | 1 Joh. 4:10 | Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden. |
| Ex. 25:17 | Dan moet u een verzoendeksel van zuiver goud maken, zijn lengte tweeënhalve el en zijn breedte anderhalve el. |
26 | Hij deed dit om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen nu in deze tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is én rechtvaardigt degene die uit het geloof in Jezus is.  |
| | De SV vertaalt deze uitdrukking met het geloof van Christus. De Griekse genitivus kan in dit zinsverband op twee manieren geïnterpreteerd worden, namelijk als genitivus subjectivus (het geloof van Christus Zelf) en als genitivus objectivus (het geloof in Christus). De hedendaagse lezer is echter geneigd onwillekeurig voor de eerste optie te kiezen en het is sterk de vraag of dat ook de interpretatie van de statenvertalers was. Deze uitdrukking komt viermaal in de Bijbel voor, namelijk in Romeinen 3:22,26 en Galaten 2:16 en 3:22. Alleen bij Galaten 2:16 bevindt zich een kanttekening die uitlegt wat de statenvertalers bedoelden en die laat geen twijfel mogelijk: het gaat om het geloof in Christus. De kanttekening bij Romeinen 3:25 leidt ook in die richting. Omdat de HSV uitdrukkelijk de uitleg van de SV wil volgen en geloof van Christus juist de andere kant uitwijst, is in de HSV gekozen voor geloof in Christus. |
27 | Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door welke wet? Van de werken? Nee, maar door de wet van het geloof. |
28 | Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet. |
| Hand. 13:38 | Laat het u dan bekend zijn, mannenbroeders, dat door Hem aan u vergeving van de zonden verkondigd wordt | | Rom. 8:3 | Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, | | Gal. 2:16 | weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd. | | Hebr. 7:25 | Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. |
29 | Of is God alleen de God van Joden? En niet ook van heidenen? Ja, ook van heidenen. |
30 | Het is toch immers één en dezelfde God, Die besnedenen rechtvaardigen zal uit het geloof en onbesnedenen door het geloof. |
31 | Doen wij dan door het geloof de wet teniet? Volstrekt niet, maar wij bevestigen de wet. | | |
|