Voer minimaal 2 tekens in.
Noem mij niet Naomi, noem mij Mara, want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. (…) En zij kwamen in Bethlehem, aan het begin van de gersteoogst.
Ruth 1:20, 22
Verbittering verblindt
We lezen niets van Naomi’s reactie op de geloofsbelijdenis van Ruth. Het eerste dat we nadien uit haar mond horen is bitterheid en klacht. We kunnen ons daar wel iets bij voorstellen. En toch is dat ontmoedigend. Een domper op het verlangen van Ruth. Eerst een zwijgende schoonmoeder. Dan, als ze eenmaal in Gods land is, een roddelend dorp. Daarna een klagende schoonmoeder. Klagend over ‘de Almachtige’, een benaming voor de HEERE die in dit geval afstand aanduidt. Is de HEERE inderdaad zo’n tiran? Is er inderdaad geen liefde van Hem? Er komt geen troost voor Naomi van de kant van de mensen. Maar toch wel van de HEERE? Ja! Het enige wat Naomi hoeft te doen is: om zich heen kijken. Want God heeft naar Zijn volk omgezien, er is brood. De gersteoogst is begonnen. Er is brood in het Broodhuis.
Als je teleurgesteld of verbitterd bent, kijk dan eerst goed om je heen naar de zegeningen van God, voordat je begint te klagen.