Voer minimaal 2 tekens in.
Een God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën.
Genesis 1:10
Naamgever
Voor de tweede keer lezen we dat God een naam geeft aan iets dat Hij eerst geschapen en daarna gescheiden heeft. Gisteren lazen we dat dag, nacht en hemel hun naam kregen. Vandaag krijgen droge aarde en zeeën hun naam. Iets een naam geven, een naam 'uit-zeggen', wat houdt dat in? Zeggen betekent in de Bijbel: er 'zeggenschap' over hebben. Straks mag Adam de dieren hun naam geven, als teken van zijn bijzondere plaats in de schepping. Wij geven onze kinderen namen, maar bij de doop noemt God die naam om ons te laten weten dat Hij uiteindelijk alle 'zeggenschap' in ons leven wil hebben. Voor het eerst lezen we bij deze dag de uitdrukking 'naar hun soort' (of: 'naar hun aard'). Gods orde uit zich ook in de verschillende geaardheid van Zijn schepselen. Het hoort tot goede zorg over de schepping om die orde te respecteren.
De Heere leert ons in Zijn Woord dat Hij als een Meester het recht heeft om te komen wanneer Hij wil, en dat Zijn dienstknechten gereed behoren te zijn en op Hem moeten wachter. (Thomas Boston)