10 januari 2021

En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
Genesis 2:16-17
Een gebod ten leven
Gisteren lazen we dat 'de HEERE God' de mens de levensadem inblies. Dat heeft Hij met geen enkel ander schepsel gedaan. Het wijst op de intieme relatie die God met de mens aangaat. Hoe zou die mens anders de hof kunnen bewerken en onderhouden, als hij geen rechtstreekse relatie met de Schepper van die hof zou hebben? Bij die relatie hoort een gebod. Het is niet vanzelfsprekend dat alles 'zeer goed' blijft. Daarvoor is nodig dat de mens in de goede verhouding met God blijft. Niet de mens zal bepalen wat goed en kwaad is. Op het moment dat de mens dat gebod overtreedt, snijdt hij de band met de Levensbron af en begint meteen te sterven. In de jod-strofe van Psalm 119 verbindt de dichter het door Gods handen gemaakt zijn met de liefde tot Zijn Wet als bron van leven en blijdschap. Was de mens maar bij dat lied gebleven.
Overweeg ernstig uw staat en uw zonden en u zult stof tot belijdenis hebben. Overweeg uw weldaden, en u zult stof tot dankzegging hebben. (Thomas Boston)
bron: https://www.royaljongbloed.com/nl/product/volharding-2021/