En hij gaf hem de naam Noach, en zei: Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de HEERE vervloekt is. Genesis 5:29
Een voorlopige trooster Na de onderbreking met Henoch gaat het trieste patroon weer door: 'en hij stierf', 'en hij stierf'. Troosteloos? Nee, want plotseling klinkt er troost in de naam van Noach. 'Deze zal ons troosten', zegt vader Lamech. Wat een contrast met die andere Lamech! Van Noach wordt hetzelfde gezegd als van Henoch, dat 'hij wandelde met God'. Ook valt bij zijn geboorte voor het eerst weer het woord 'zoon' (Gen. 5:28). Tevens lezen we voor het eerst weer over de aardbodem, die vervloekt is (5:29) en over het zwoegen bij het bewerken daarvan. De zondeval staat ons door deze woorden weer scherp voor ogen. Maar er komt troost! Het wordt wel een troost door de diepte heen. Dat geldt ook voor die andere Trooster, Die in het oordeel ten onder ging tot behoud van mensen. Door Hem kan God Zijn volk weer troosten (Jes. 40:1). De ongerechtigheid is dan voorgoed verzoend. Gods kinderen worden niet gekweld door vrees voor de toekomst. Zij zijn niet bang voor de kwade dagen als hun kracht hun ontvalt. Er zijn immers voor hen heerlijke en genaderijke beloften! (Charles Haddon Spurgeon)