Uw uitkomst Muren komen op je af. Geen hulp. Zoiets beleeft David. Een leerdicht voor zulke situaties. Wat doe je in het uiterste? Herkenbaar? Je bidt, veel en intens. Niet door één woord te zeggen. Te diep en rijkgeschakeerd. Vers 2 en 3 zijn geen blote herhaling, eentonige breedvoerigheid. Wie dat denkt, kent de allerinnigste omgang met God niet. Lees het krachtig aanklampen: ik róep en sméék met luide stem tot de HEERE, voor Zijn aangezicht stórt ik mijn klacht uit en gééf mijn benauwdheid te kennen. Hemelhoge nood, stokkende adem, ten einde lopend leven. Maar dan! Toen … in die allerbelabberdste situatie kende Ú mijn pad. David wordt ineens heel persoonlijk. Hij spreekt vanwege de verandering in de tweede persoon enkelvoud. Leesbaar was God ver weg, derde persoon enkelvoud: de HEERE én Zijn aangezicht. Nu de grote verandering: Ú kende mijn pad! De ondergang scheen ophanden, plotseling maakte U een levenspad. Groter dan de Helper is de nood toch niet! (J.F. Raeder)