Gehoorzaamheid en zegen Na de slag bij Gibeon trekt Jozua met zijn legers in hoog tempo langs de zuidelijke steden. En de Heere trekt mee op. Keer op keer lezen we: ‘En de heere gaf ook die stad in de hand van Israël.’ In het elfde hoofdstuk vinden de veroveringen in het noorden plaats. Bij het begin van die strijd zegt de Heere tegen Jozua: ‘Wees niet bevreesd, want morgen om deze tijd zal Ik hen allen als gesneuvelden overgeven.’ En de Heere zegt er dan bij, dat Jozua de pezen van de paarden van de vijanden moet doorsnijden en hun wagens met vuur moet verbranden. En wat we al eerder zagen, gebeurt ook hier. De belofte van God maakt Jozua niet gemakkelijk en slordig, maar juist uiterst zorgvuldig en gehoorzaam. Hij voert met grote nauwkeurigheid uit wat God hem geboden heeft. Met Gods belofte in de hand werkt hij zeer getrouw aan de vervulling van de belofte en schrijft die vervulling vervolgens toe aan de Heere. En die gang zegent de Heere van stap tot stap. Het geloof in Gods belofte maakt zeer getrouwe dienaren.